Bovenschriftuurlijke binding - een nieuw gevaar
(1951)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend§ 29. Beza over ‘gelden’.Als er staat: uw kinderen zijn heilig (1 Cor. 7:14), dan worden zij volgens Beza heilig verklaard als leden der kerk, overeenkomstig de bondsformule: ik ben uw God en de God van uw zaad. Gaat de bondsformule ook de bondelingen aan? ‘Geldt’ die voor hen niet? Wat moet in vredesnaam dan voor hen | |
[pagina 46]
| |
‘gelden’? Een dogmatische waarheid? Zeker, ook die; maar de bóndsformule is geen knipsel uit de dogmatiek. Laat men niet zeggen: die heiligheid is misschien een (later komend) effect van de oorzaak van het in de kerk zijn (als de kerk n.l. eventueel zou gezegend zijn in de prediking). Want supralapsariër Beza interrumpeert hier: pardon, Paulus redeneert niet, gissend, en op mógelijkheden azend, vàn oorzaak náár effect, doch net omgekeerd: vàn effect náár oorzaak. Ze zijn heilig. Dat staat vast, zegt Beza. In de belofte zijn ze begrepen; dat staat ook vast (comprehendi in, ruimtelijke voorstelling: ze valleneronder). En dat ‘in de belófte begrepen zijn’ wordt, één regel daaronder, vervangen door: ‘in het verbónd begrepen zijn’. Merkwaardige uitspraak van een supralapsariër, die inzake bijkomende kwesties van de conjectuurGa naar voetnoot5) zich niet vrij heeft weten te houden (N.T. op 1 Cor. 7:14). Zie overigens De Reformatie jrg. xxi, nr. 11, bl. 84, inzake de bedroevende fouten, die dr A.D.R. Polman beging in 1944. |
|