Bovenschriftuurlijke binding - een nieuw gevaar
(1951)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 39]
| |
feit van de verkondiging der belofte, de prediking van zijn verbond? Deze kwestie valt onder de rubriek van een andere vraag: hoe ‘waardeert’ God deze heele wereld, afgezien nu van de zonde? De schepping? De supralapsariër zegt: wat God het laatste doet is het eerste in zijn besluit, Het laatste wat Hij doet is: een hemel openzetten èn een hel (alleen om er in te komen). Dus heeft Hij dat het allereerste besloten. Ergo: de schepping van die heele mooie wereld is alleen maar een middel om te komen naar wat anders. Daar hebt ge de zaak: de schepping is alleen maar een middel. Ze is niet begeerd om en in zichzelf. Maar de infralapsariër werpt tegen: Man, schei uit, ga niet op je hooge en toch zoo lage stoeltje over God zóó praten, en over de orde in zijn besluiten, dat ge den band aan de successie van zijn werken kwijt raakt. De schepping van de wereld behaagde God ook in zichzelf. Die schoone wereld is het werk zijner handen, waarin Hij lúst had. En vergeet dat niet. Zeg b.v. nooit, dat Gods eenige doel met de schepping geweest is: candidaten voor de verdoemenis te krijgen naast candidaten voor de glorificatie Zeg nooit, dat Gods bedoelen met Adams schepping uitgeput is met Adams val, als gelegenheid, door God geopend, om voor Zichzelf verdoemenis-candidaten te verwekken - waarbij dan Adams individueele zaligheid een neven-kwestie wordt. Ik ga in deze artikelen op deze kwestie niet verder inGa naar voetnoot4)). Maar waar ik zelf noch supra- noch infralapsarist wil wezen, geloof ik, dat zoowel Gods gezindheid jegens de personen van den aanvang af bepaald is door zijn besluit, ten hunnen opzichte genomen, als ook dat God een positief behagen heeft in zijn werken. De bedoeling van de schepping van een verworpene is niet uitgeput door het zeggen: ziedaar nu materiaal voor de verdoemenis - zijn schepping is alleen maar ‘middel’ van ‘secundaire’ beteekenis tegenover het ‘primaire’ (Coccejus) van Gods besluit aangaande het uiteindelijke lot der gepraedestineerden. En dat wilde ik nu ook zeggen van de prediking | |
[pagina 40]
| |
van Gods genade (plus van zijn toorn), de verkondiging van zijn deugden (liefde èn gerechtigheid), de stipulatie met de bondskerk (eisch èn belofte). Die is altijd, behalve ‘middel’ ter bereiking van wat straks als uitkomst zal gezien worden, ook een doel-in-zichzelf, een schoone verbreiding van Gods Naam, een uitstraling van zijn heerlijkheid, een prolongatie van zijn ochtend-stonds-werk in Genesis 1: de verantwoordelijk-stelling van den mensch. Want daarin verheerlijkte God Zichzelf - dat Hij menschen schiep, die meer dan stomme kreaturen waren. Hij stelde hen dadelijk verantwoordelijk door Woord en dóór verbondsstipulatie. Die is in het drama der geschiedenis niet maar een haast-middeltje, om straks weg te werpen, zooals men het beschermend omhulsel van een goeie Amerikaansche sigaar wegwerpt, zoodra men ze opsteekt. Neen - dat verantwoordelijk stellen behaagt God als verkondiging van Zijn lof. Maar de individuen dan? Daarover hierna. |
|