Daar staan we nu: hoe kunnen we, ik citeer een beetje ondeugend Twissus, hoe kunnen we op de Pacific varen? Neen, zoo staat het er bij Twissus natuurlijk niet. Hij zegt tot de remonstranten, dat ze (257, a, in Corv.) met hun leer over een vooruitgezien geloof als grond voor de verkiezing net zoo makkelijk kunnen filosofeeren, als een zeiltochtje organiseeren op een kalme zee: een mare pacificum. Een pacifieke zee is natuurlijk niet de Pacific Zee. Maar toch : we moeten alle oceanen van den tijd over......tot straks. Tot de horizon bereikt is. Tot we komen tot die deur, waarop God schreef, wat Twissus noemde : het eindstation : SALUS (ditmaal bedoeld als: eeuwige zaligheid aan 't eind der baan). Laat nu de levensbaan de Pacific zijn, of de Atlantische Oceaan - de alles beslissende vraag blijft: hoe ben ik op dat schip gezet? Met een mooie filosofische, dogmatische, orthodoxe UITSPRAAK: zaligheid is alleen voor de uitverkorenen, want a)......, b)......, c)......, d)..., enzoovoort? Of ben ik op het schip gezet : met een belofte, een vermaning, een dreiging, een toezegging, stipulatie hier, stipulatie daar? Hoe vaar ik?
Omdat hier de kwestie ligt, moeten we over dat ‘zijn voor’ nog iets opmerken.