toen ze b.v. in een voorrede op het Nieuwe Testament in de Statenvertaling van den bijbel lieten drukken deze volzinnen:
‘Daardoor (d.w.z. door het woord “berith” of “verbond”) wordt eigenlijk verstaan het Verbond zelf, dat God met de menschen gemaakt heeft, om hun onder zekere VOORWAARDEN het eeuwige leven te geven....Het Oude is hetwelk God gemaakt heeft met den eersten mensch vóór den val, waarin het eeuwige leven beloofd wordt onder VOORWAARDE van een gansch volkomen gehoorzaamheid en onderhouding der wet....en wordt daarom genaamd het verbond der wet, hetwelk God den Israëlieten wederom voorgehouden heeft, opdat zij daaruit zouden leeren verstaan, dat zij hunne zaligheid moeten zoeken in een ander Verbond, hetwelk het Nieuwe wordt genaamd, en daarin bestaat, dat God zijn zoon tot een Middelaar verordend heeft, en het eeuwige leven belooft onder VOORWAARDE dat wij in Hem gelooven; en wordt genaamd het VERBOND DER GENADE....Deze twee Verbonden zijn wel éénerlei wat aangaat hun wezen, overmits in beide de vergeving der zonden, de zaligheid en het eeuwige leven beloofd wordt onder VOORWAARDE van in den Middelaar te gelooven, maar worden onderscheiden ten aanzien van de bediening van beide, die in het Nieuwe veel klaarder is....’
‘Veel klaarder’.
Dat wil niet zeggen: in het Oude Testament wèl ‘voorwaarden’, in het Nieuwe niet meer.
Maar het beteekent, zooals er duidelijk bij staat: in het Oude Testament met nog veel ‘voorbeelden’ (‘figuren’, schaduwen, etc.), doch in het Nieuwe Testament zonder die ‘voorbeelden’, doch nu met de vólle realiteit. De voorwaarde blijft. En óók die wordt veel klaarder. Ja, zij ook.
De vraag blijft dus onvermijdelijk: wat bedoelt men met een bepaalden term.