Bezet bezit
(1945)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 126]
| |
6. Verwarring.En ik zal jongelingen stellen tot hunne Vorsten, en kinderen zullen over hen heerschen. Wij spreken nogal eens over de gerichten Gods, die over ons land komen. Maar dit ons spreken is lang niet steeds geloovig, diep, getrouw. 't Is soms niet meer waard, dan het aantrekken van den profeten mantel. De scherp analyseerende, en konkreet op de dingen ingaande profetie, - die moet dan nog kómen. Ze blijft vaak weg. ‘Het volk, dat van kermen verstand heeft’, is met den mantel al vaak content. Ik geloof, dat de Heere Zich zeer vertoornt over velerlei christelijk gebazel. Formeele gezindheidsethiek is het: kermen, verootmoedigen, zuchten, bidden. Maar materiëel zeggen: zóó en zóó moet gij vandaag dóén, dat ontbreekt maar al te veel. We krijgen dan ‘verstand van kermen’. Maar geen kermen van verstand. Zulk gekerm vergroot het gebrek aan leiding. En waar blijkens Jesaja 3 dit gebrek aan leiding een oordeel is, wordt het oordeel in zùlk gekerm alleen maar vergroot. Slechts in de bekeering wijkt het; want die is ook altijd van A tot Z concreet; geen formeele gezindheidsethiek, doch materiëele werkethiek vindt dan erkenning voor haar voorschriften. Scherp wordt dit belicht door Jesaja. In hoofdstuk 3:1-11 teekent hij, hoe ‘Juda van zijn leidslieden beroofd’ isGa naar voetnoot1). Hoe dit bedoeld is, zegt prof. Ridderbos: ‘Men vergelijke 2 Kon. 24:14, waar door Nebukadnezar de aanzienlijken, de helden en de handwerkslieden uit Jeruzalem worden weggevoerd’. Vreemd | |
[pagina 127]
| |
geweld had de leidende instanties buiten werking gesteld, en wat er overbleef, onder zijn directe contrôle geplaatst. ‘Het aldus ontbloote staatswezen’, aldus weer prof. Ridderbos, ‘wordt een speelbal der grillen van halfrijpe jongemenschen, die de heerschappij weten te bemachtigen, vgl. Pred. 10:16. Grenzenlooze verwarring is het gevolg.’ ‘Kindergrillen’ zullen over hen heerschen, alzoo vertaalt deze exegeet vs. 4b. Dat is natuurlijk geen leeftijdskwestie; hier wordt zákelijk gewogen en te licht bevonden. Diepere ernst ontbreekt. Bijgeloovigheden van den één. Onbeheerscht geëxperimenteer van den ander. Onbegrepen ideologieën bij den derde. De glijbaan als route naar snel succes bij den vierde. Nervositeit tot heroïsme omgedoopt door den vijfde. De bezonkenheid van het oordeel weggespot door de mythe der dynamiek door een zesde. Kindergrillen. Over zóóveel jaar is er weer stabilisatie. Maar o, de inmiddels aangerichte schade, de schade, als God Zijn toorn ontlaadt in al zulke dynamiek. In dàt ontzaglijke geval wordt de anarchie, zelve reeds een oogenlust der zonde, tot haar gestrenge straf. Een straf, die niet door gewelddadige oppressie van hooger mènschenhand kan worden bezworen; want toen Nebukadnezar kwam, moest hij juist de tuchtroede Gods zijn over judeesche koningen, die dictatoriale allures hadden aangenomen, en hun theocratischen, naar Christus Jezus heenwijzenden ambtsdienst hadden miskend en nagelaten. Neen, alleen door terugkeer naar de wet is die straf te verbreken. Ontbreekt deze, dan wordt de toestand verergerd. Individualisme doodt dan de individualiteit: man tegen man, ieder probeert, hoe ver hij met zijn polsstok springen kan; lukt het, dan heeft hij het getroffen; lukt het niet - waar is de rechter? Hij heeft hem immers door? Gevestigde posities beteekenen niets meer, ouderdom evenmin. Men kan koningen hooren uitschelden en raadslieden der kroon hooren beleedigen door wie al bij een eerste steekproef als intellectueel bezwijkt. En straks kan niemand meer orde brengen in den chaos: ‘wanneer twee broeders samenkomen in het ouderlijk huis, dan vraagt de een den ander, de hoogste macht te aanvaarden - niemand zou zich ertegen verzetten! - en de zorg voor het tot een puinhoop geworden staatsgebouw op zich te nemen; de vrager gaat uit van de veronderstelling, dat de ander nog een mantel heeft om | |
[pagina 128]
| |
zich behoorlijk mee te kunnen vertoonen. Maar deze wijst den voorslag heftig af; hij wil en kan niet de arts zijn, die het uit duizend wonden bloedend lichaam van den staat (vgl. 1:6) heelt: immers is hij even arm als de anderen’ (Ridderbos). ‘Deze aanstoot’, - deze puinhoop, ziedaar wat er overgebleven is. ⋆ ⋆ ⋆
Wat in Judea het staatsbestel overkomen was, is ook grootendeels voor het onze tot een ramp geworden. God weet, voor hoelang. Maar met het trekken van een parallel hebben we dit Schriftwoord niet tot zijn recht doen komen. Judea was een staat, doch het was in de staatsorganisatie tevens, en dan wel primair, kèrk. In zijn staatsbestel was het veelszins afhankelijk van vreemde staatsmacht; en straks is dat proces van onafhankelijkheidsverlies doorgegaan tot in de ballingschap. Het is een proces, van God Zelf geleid, - de ontmanteling van den stoel van David, opdat straks Davids Zoon verschijnen zou naar eigen wijze: zonder uiterlijke gedaante, zonder wereldlijke heerlijkheid. Inzooverre deze ontkleedingsprocedure ook voor de hedendaagsche kerk van Christus geldt, opdat zij straks ongewapend en ontbloot haar geloofsglorie, en die alleen, zal mogen demonstreeren aan God en aan Zijn engelen, inzóóverre heeft de ontblooting van het staatsbestel, die in de laatste jaren hand over hand toeneemt, ook daar waar men er niet van weten wil, haar parallel in ons leven. Doch iets anders houdt ons bezig. Judea's staats bestel wordt ontbloot, opdat Judea's kerk weer leeren zou, dat die militaire en politieke ontmanteling een te-recht-brenging is van de kerk, die primair is als organisatie van de kinderen van Abraham. De plaats der politieke te-recht-stellingen in de dagen der anarchie is meteen de plaats der kerkelijke te-recht-brenging in dezelfde periode der bekeering tot de gehoorzaamheid aan Gods geopenbaarde Woord. Tenzij de kerk zich verhardt, ontrouw wordt, zwijgt, knoeit, laf wordt, smakeloos zout. Zoo is het ook voor ons. Geen grooter steun voor de geesten, die thans verwarring stichten, dan een laffe kerk, die met haar eischen van formeele ethiek, b.v. ‘wees correct’, heel correct | |
[pagina 129]
| |
den preekstoel voorbijloopt. Althans den preekstoel, die concreet spreekt. Maar als de anarchie, die heden ons bedreigt, wordt opgevangen door een kerk, die heelemaal zichzelf durft zijn, omdat zij móét, dan zal het oordeel schiften in het huis van God, en dus ook daaromheen. De tucht van 's Heeren Woord, die worde erkend, nu de dagen anarchistisch, en daarin wel zeer boos zijn. (19 Juli 1940.) |
|