| |
16. ‘Nederlandsche Jeugdbeweging’.
Een toren moest ergens verrijzen. Steenen, kalk, balken, spijkers, binten, klokken, een haan moesten op hun plaats komen in het reusachtige bouwwerk.
Terwijl nu de metselaars, timmerlieden, architecten rustig sliepen, kwamen de steenen vanzelf zich op elkaar stapelen, de kalk zoog spontaan zich tusschen de steenen in, de balken en binten zochten en vonden op eigen gelegenheid hun passende plaats, de spijkers dreven gansch automatisch zich in het hout, de klokken beklommen uit eigen kracht hun hoogen stoel, en het haantje kwam per slot van rekening eigener beweging den top bezetten. Klaar was de toren.
Uit mijn jeugdjaren herinner ik me, dat alzóó de merkwaardige doopsgezinde predikant H. Bakels in zijn ‘Bouquetje Dogmatiek’ de evolutieleer kwam bespottelijk maken. 't Kan ook zijn ‘Bouquetje Polemiek’ geweest zijn. Stel u voor, dat in het heel-al zonder den Bouwheer alles vanzelf op zijn plaats gekomen was......
Ik moet nog al eens aan dezen populairen passus denken, als ik de kersversche concentratie-klokken over Nederland hoor luiden. De klanken zijn niet van de lucht. Wat wordt er al niet geconcentreerd? Eén voor één rukken ze aan. De steenen van de individueele leden, en van de afzonderlijke bonden en federaties. De concentratiekalk. De spijkers van de onder- en overkoepelaars. De balken en binten van de koplichamen. De klokken van de eenheidszangen en volksopstandings-perscommuniqué's. En de haan, die koning kraait, en van den eenheidsconcentratiebouw af den morgen begroet, meteen aangevende, uit welken hoek de wind waait.
| |
| |
Zijn ze gedwongen? Brengen architectenbevelen en sjouwershanden ze allemaal, huns ondanks, op de door die architecten aangewezen plaats?
Neen, ze komen zelf. Vanzelf, - vanwege de nationale wedergeboorte. Ze zijn, zeggen ze, volkomen vrij. Hun eigen concentratie wil beweegt ze, en stuurt ze ook. Ze stapelen en stuwen zichzelf op tot één lichaam, en als het klaar is, kan desverlangd het stadsbestuur het geheel van den trotschen wondertoren zóó maar in bezit nemen. Niet, dat het zóó bedóeld is, verre van dien. Want u moet de concentratiewilsvorming niet verwarren met politieke wilsvorming. Maar ja, dat stadsbestuur, dat den torenbouw kón annexeeren, is toch een werkelijkheid. Het kàn een bestuur zijn van een bepaalde politieke overtuiging. Het kàn - in 't afgetrokkene gesproken - óók wel een bestuur zijn van een tegenovergestelde politieke overtuiging. Want de concentratiewil is geenszins politiek gekenmerkt; al de steenen, balken, spijkers, mitsgaders de haan verzekeren dit om 't luidst. De concentratiewil is alleen maar ‘nationaal’ bepaald, of bepalend, - dat weet hij zelf niet al te scherp te onderscheiden. Is de bouw eenmaal kant en klaar, dan kàn hij zich dienstbaar stellen, laat ons zeggen, aan het politieke beginsel van het nationaal-socialisme. Eventueel kàn hij het ook doen aan het politieke beginsel van het communisme, en marxisme. Schreef niet destijds de Nederlandsche N.S.B.-staatsleer, dat haar ethiek ‘zuiver formeel’ gehouden was? Wij zeggen van deze medeburgers, van deze mede-spijkers, mede-balken, mede-hanen geen woord, dat zij niet hóóren willen. Zuiver formeel, - wèlke hand het mechanisme eventueel aanvat, is tot daar aan toe.
⋆ ⋆ ⋆
Eu alzoo is het geschied, dat dezer dagen óók al is opgesteld een ‘Plan voor......’ den Arbeid, wou u zeggen? O neen, dat is met één radiorede van een volksgenoot aan kant gezet. Gauwer, dan wij, gereformeerde antimarxisten, het destijds konden klaarspelen. Neen, ditmaal is er een ‘Plan voor de Nederlandsche Jeugdbeweging’.
Concentreer de nationale jeugd!
De antithese van Abraham Kuyper? Verwaaide klanken!
Er is een ‘Nederlandse Studievereniging voor vrije jeugd- | |
| |
vorming’ geboren. Een vlot verloopen geboorte, zooals er meer zijn tegenwoordig. Maar heelemaal vrij! ‘Vrije jeugdvorming.’
Gelukkig maar, dat dàt er bij staat. Zoolang dat ‘vrij’ blijft staan, doen wij alvast niet mee. Want we hebben van vrijheid wel dit ééne onthouden, dat ze ons moet toekomen van den Zoon des menschen, die hier totaal gemist wordt. Ook hebben we van ‘vrijheid’ dit begrepen, dat ze is een sterke gebondenheid, door ons om Christus' wil aanvaard, gebondenheid aan Christus' Woord. Een vrijheid dus, die zich moet uitspreken tegen alles, wat dit Woord weerstaat, ook door het - te negeeren.
Maar goed, die ‘Studievereniging’ dan wil onze jongens en meisjes van 8-18 jaar op ‘nationalen’ grondslag zien bijeengebracht. Net de gewichtigste leeftijd. Maar op nationalen grondslag. Een nationale grondslag evenwel deugt alleen voor nationale optreksels. De jeugdactie nu is geen nationaal bouwsel. Want dwars door àlle naties heen loopt de scheiding tusschen wie God vreest, en wie het niet doet. ‘Onze’ jeugd, die verbondsjeugd, is immers ‘uit’ alle geslacht, en ‘uit’ alle taal, en ‘uit’ alle natie bijeengebracht - van boven, door den hemelschen Architect, die nimmer sluimert, en Zijn bouwlieden nooit laat slapen.
Reeds hierom zullen wij niet mee mógen doen. Het zou verloochening van ons geloof zijn. En in strijd met het Haagsche Verdrag, dat o.m. de rechten van het gezin uitdrukkelijk eerbiedigt, ook in een bezet gebied.
Als dus deze Studievereeniging - naar eigen mededeeling - ‘de overheid vraagt’ stappen te doen in de richting, die zij aangeeft, dan brengt zij verdeeldheid onder het volk. Het is gevaarlijk, verdeeldheid te brengen in oorlogstijd. Dàn dient men zeer speciaal bedacht te zijn op orde en rust. Hier evenwel vraagt men de overheid, stappen te doen in een richting, die óók een offensief tegen de vrije kerk en het vrije gezin zou moeten inslaan. Wij nemen deze Studievereeniging haar vraag dan ook zeer kwalijk. En ònze steenen, balken, binten, spijkers, komen zéker niet vanzelf. De Studievereeniging meent, zegt ze, dat ‘op de kortst mogelijke termijn gehandeld - en niet onderhandeld! - dient te worden’. Nu, - onderhandelen met haar doen we zeker niet; daarvoor zijn de
| |
| |
principiëele overtuigingen over en weer te zeer elkaar vijandig. Maar overigens - waarom die haast? Wij meenden, dat in een interimsperiode, vol van spanning, alle haastwerk uit den booze was. Ook meenen we, dat we nog steeds een parlement hebben, - het is niet afgeschaft. De Studievereeniging verzekert, ‘besef van de ontzaglijke verantwoordelijkheid tegenover de toekomst van ons volk’ te hebben. Zij komt daarmede echter wel wat laat voor den dag; de eenvoudige Zondagsschoolonderwijzers, jeugdleiders, kerkelijke instanties zijn al jaren en jaren lang bezig, ‘besef’ van ‘verantwoordelijkheid’ te toonen. Als ik dan lees, dat men met de gerechtvaardigde verlangens der ouders wil rekenen, dan is dat òf welgemeend, òf een paskwil. Het laatste onderstellen we niet als direct bedoeld. Maar die ‘vraag aan de overheid’ is dan toch maar geweest: een streep halen door de gerechtvaardigde verlangens van die duizenden ouders, die beleden hebben, dat de Staat moest afblijven van de rechten van het gezin. Vooral een gedesorganiseerde, tijdelijk ontmantelde Staat in noodtoestand. Heeft niet de N.S.B. ettelijke malen plechtig verzekerd, dat, ook volgens haar, kerk en gezin ‘univoca’ waren? Dat mooie latijn kan ik nog maar niet kwijt.... Kerk, en gezin, formaties van ‘eigen recht’, stond er zoo ongeveer.
En als nu de N.S.B., die nederlandsche beweging, die altijd beweerd heeft, dat ze geen buitenlandsche import was, werkelijk hebben wil, dat we haar oprechtheid niet gladweg loochenen, dan moet ze hardop zeggen: niet meedoen. Want wat hier staat: een beweging met één leiding, dat is en blijft onaannemelijk voor hen, die de jeugd aan de ouders willen overgelaten zien. Ook aan de den Christus belijdende ouders. Wat gemeenschap heeft Jeruzalem met Athene, Christus met Belial? ‘Een sterk godsdienstig leven’ bevorderen? Maar dáár hebben we de vrije kerk voor, en het vrije gezin, en de confessioneele jeugdbonden. ‘Volkse cultuurgoederen’? Wat is uw ‘cultuur’? En wat neemt ge op, al of niet onder de grootheid ‘volksch’? Drie menschen, onder wie één dame, zullen heel het apparaat leiden? Al die vogels van diverse pluimage leiden? Maar de Overheid zal, krijgt ge uw zin, die drie benoemen en ontslaan. De hand, die het bouwwerk van steenen, balken, binten, in beslag neemt, - daar hebt ge ze dus al.
Ja, maar ook de kerk mag invloed oefenen, lezen we. De
| |
| |
drie lieden der Nationale Jeugd-Leiding, dat overheidsapparaat dus, krijgen bijstand (meer ook niet) van twee lieden: één heer, en één dame. Zij worden benoemd door de Drie Lieden, ‘op voordracht van het betrokken kerkgenootschap’, dat hier ineens als deus ex machina ten tooneele gevoerd wordt. Wij vragen: wèlk kerkgenootschap? Studievereeniging, Du sprichst ein grosses Wort gelassen aus! Ik zie al die kerken al, ik zie ze samen: één dame-van-bijstand en één heer-van-bijstand benoemen, - die toch niets te vertellen hebben, als puntje bij paaltje komt......
Werkploegen? Maar ze hebben toch straks een baas, zullen we hopen? Werk-ploegen? Of misschien propagandagelegenheden?
⋆ ⋆ ⋆
Ik had nog meer willen schrijven over de détails. Maar gelukkig heeft dr C.N. Impeta me van de moeite ontslagen. Deze publiceert in ‘Kamper Kerkbode’ dienaangaande eenige gegevens, die ik in dit nummer opneem onder Persschouw; zie aldaar. Zij raken de z.g. Jeugd-Unie - een maaksel, dat in de hierboven aangegeven richting al vast voorbereidend concentratiewerk wil doen. De grootste balken, de stevigste binten, de reeds gesmede zwaarste klokken zouden daarbij al vast in beweging moeten komen.
Wij evenwel doen niet mee! Onder geen beding.
Dus - alweer een negatief advies?
Hoe komt men aan den onzin?
Wij werken in ònze jeugdacties àl lang positief. Thans roepen ettelijke bloedgenooten: laat uw positieve werk varen, geef van uw positieven arbeid de hoofdzaak prijs, de tijd dringt, en als ge neen zegt, dan doet ge negatief! Maar dat is eenvoudig de dingen op hun kop zetten. Wij willen ons positieve werk blijven behouden. Dien dàns (zie het stuk van dr Impeta) doen we graag cadeau. - En dat ‘diploma burgerzin’ (!) óók. Want zelfs de heeren van de Studievereeniging zouden van onzentwege nog voor het diploma moeten studeeren. Ze hebben onzen burgerzin gekwetst door de overheid te vragen, tegen ons in te gaan (zie boven). Vader Staat blijve af van de rechten van ons gezin, dat niet revolutioneert, doch positief bouwt, als 't christelijk is.
En als men ons soms zou komen aandragen met het meer gehoorde argument: doe het nu maar, want anders wordt ge toch
| |
| |
gelijkgeschakeld, dan antwoorden wij:
a. | de kans voor gelijkschakeling wordt juist ongemeen vergroot, als wij alles er voor pasklaar gaan maken. Als de balken, spijkers, binten opereeren à la Bakels, dan krijgen we een apparaat, dat als 't ware ròept om een erkenning, de jure; van de gelijkschakeling, die de facto dan reeds voldongen feit zal zijn; |
b. | de nederlandsche overheid zal niet gelijkschakelen, want het parlement komt in deze dagen niet bijeen; |
c. | de duitsche bezettingsmacht zal het óók niet doen, want ze heeft, gelijk uit de duitsche bladen zelf blijkt, zich willen richten naar het Haagsche Verdrag. Dat wil dus zeggen: zij dènkt er niet aan, onze nederlandsche volksstructuur te veranderen. Wie dat niet gelooft, kwetst haar. |
Wat er nà den vrede van Europa gebeuren kan, dat weet God. Maar wij zelf loopen op geen ding vooruit. Wij zijn niet van die belachelijke vredesconferentiebeleggers-in-zakformaat. Men zal ons trouwens heusch niet een plaatsje aan de groene tafel gunnen.
We hebben dus een positieven raad:
steenen, kalk, balken, spijkers, binten, klokken en ook gij, haan, op uw plaats - rust! Geen revolutionair gedoe, met één enkel memoriepostje voor de ondefiniëerbare grootheid: ‘het betrokken kerkgenootschap’, ingeschakeld in een staatsmechaniek.
Wij gereformeerden, orthodoxen, ook in de Hervormde Kerk, wij hebben niet voor niets sedert 1816 met eerbied, ja, maar óók met vasthoudendheid, onze bezwaren ingebracht tegen de staatscreatie van Koning Willem I. En wat heeft die ‘positieve’ houding al niet tot stand gebracht in ons goede, vrije Nederland! De negentiende, twintigste eeuw zijn er grootendeels door beheerscht!
Derhalve: nog eens:
Op de plaats rust.
En voorts, in vollen ernst: Efeze 2:20-22, 1 Cor. 3:10-16, 1 Petrus 2:4, 5. Daar is geen Bakelsfantasie, geen nationalistische revolutiebouw, doch christelijke werkelijkheid aan het woord. In die plaats rust.
(2 Augustus 1940.) |
|