dan is dat institutair. Mag je nu zeggen: het samenleven door liefde gedrongen, is huwelijk-als-organisme, en het naar-het-stadhuis-gaan is huwelijk-als-instituut, dan erken je de vrije liefde als huwelijk-als-organisme. Het huwelijk als zodanig is dan losgemaakt van de acte van den burgemeester. Toch zegt iedereen: bij het trouwen behoort het zich-verantwoorden-tegenover-de-mensen vanwege de rechtsverbanden. Nu ontkent geen mens, dat in de kerk organische trekkingen zijn. Wij erkennen wel, dat bij het organisme het ambtelijke behoort. Is ook de laatste tijd niet door sommige Gereformeerden de nadruk erop gelegd, dat het bizondere ambt opkomt uit het ambt der gelovigen?
Thans komen we tot de eigenlijke kwestie der pluriformiteit. Van pluriformiteit kan men spreken in tweeërlei zin. Er is een mening, die door velen wordt gedeeld, waarbij deze naam wordt gebruikt voor de pluraliteit, welke we aantreffen in een aantal instituten, die zich als kerk aandienen. Men vindt dit wel een ernstig kwaad, maar men troost zich met te zeggen, dat geen enkele kerk volmaakt is, noch in leeruiteenzetting, noch in kerkregering. Vergelijk hiervoor bv. Kuypers beeld van een diamant met zijn vele facetten.
Daarnaast bv. Greydanus in het ‘Friesch Kerkblad’, die van oordeel is, dat pluriformiteit er alleen is binnen de ware kerk. Wie Greydanus niet een quantité négligable acht, kan dus niet spreken over een gangbare mening.
Als de belijdenis spreekt van ware en valse kerk moet ieder, die haar ondertekend heeft en geen gravamina indient, zich houden aan de materiële inhoud en de probleemstelling, die zich biedt. Welnu, de eerste mening loopt groot gevaar zich van de belijdenis te verwijderen, de tweede houdt zich, ook in het stellen der problemen, aan de confessie Bovendien wordt dan het misbruik van het woord pluriformiteit vermeden. Dit woord toch kan spreken van een wezen, dat in verschillende vormen verschijnt. Dit nu is een vaak bedenkelijk, dikwijls zelfs onjuist schema. We zullen het echter voorlopig nog wel moeten gebruiken, want als de theologie moet wachten op een terminologie, die geapprobeerd is door een Gereformeerde wijsbegeerte, dan ziet het er moeilijk uit.
Maar wel rijst bij dit gebruik de vraag: Welke forma bedoelt men? Het kunnen zijn de formae der kerkregering. Dan is pluriformiteit der kerk niets anders dan dat er kerken zijn met verschillende vormen van kerkregering. Maar dan komen er moeilijkheden. Men kan b.v. vragen: Wat is de singularis naast de pluraliteit der formae? Dat kan niet zijn één vorm (desnoods één, die nog moet komen, Barth), welke in verschillende vormen uiteenvalt. Wie het zó zegt, spreekt over pluraliteit van formae, wat iets anders is dan dat een bepaald genus in verschillende vormen naar voren komt, waarin de eenheidsgedachte gegeven is. Ook kan gevraagd worden: Wat is dan die kerk? Er is dan weer een abstract wezen gedacht achter de instituten. Wat is het wezen van de kerk in singularis? Verdragen die vormen elkaar als vallende onder één genus?
Anderen letten bij het aangeven der vormen ook op het probleem van de waarheid en de waarheidsverkondiging. Zij willen het aldus construeren: Er is een sooma tou Christou; dat is iets onzichtbaars, dat zich openbaart in verschillende werelddelen. Het openbaart zich in verschillende vormen en zo krijgt men dan de Roomse, de Lutherse, de Gereformeerde vormen van dogma en kerkregering, waarin het éne lichaam van Christus openbaar wordt. Maar de vraag is: Hoe kunnen die vormen teruggaan op één wezen? Ze spreken elkaar tegen, ook op de punten waar het juist om gaat. Bij de opvattingen van Greydanus kunnen er alleen verschillen zijn, die voorafgaan aan dogmatische en kerkrechtelijke controversen. Dat is pluriformiteit. Maar ‘ja’ en ‘neen’ blijven voor God altijd contrasten. Die kunnen niet onder één wezen gebracht worden.
Gaat men nu zeggen; de ene kerk heeft dit stukje van de waarheid en de andere dát, dan dreigt het gevaar van de relativering der waarheid. Hier wordt het formele verschil van daarnet materiëel. Pluriformiteit der waarheidsinzichten is iets anders dan pluriformiteit der kerk. Bevat deze bewering waarheid, dan geldt ze niet alleen voor de kerk, maar evenzeer voor alle faculteiten b.v. Dan heeft Leiden gelijk en Groningen en Kampen, etc.