Afbouw
(1930)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendEen woord inzake de praktische erkenning van het promotierecht der Theologische School te Kampen
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
§ 7. Terug naar de Middeleeuwen? Roomsch? De wetenschap in den kerkekerker?Wij moeten nu iets zeggen over de bezwaren. Een ‘bezwaar’ is onder gereformeerden altijd een héél groot ding. Wie maar zegt, ‘bezwaard’ te zijn, kan dadelijk een heele classis overeind doen zitten. Zoodra wij dan ook met bezwaren komen, gebruiken wij de superlatieven. Een goed vriend van me zei mij, dat hij deze brochure een ramp voor de kerken vond - hij had nog geen letter ervan gezien -; een ander schreef me indertijd, dat ik liberaal was, door ‘de kerk’ de ‘wetenschap’ in handen te willen spelen - hoewel ik daar nooit aan gedacht heb; en nòg een ander vond, dat ik nu toch belachelijk begon te worden. Van alle die blijf ik even goede vrienden, maar ik geloof, dat ze dezen keer wat haastig zijn. En die overhaasting is m.i. hieraan te wijten: zij gaan, zonder al te veel omslag te maken met zichzelf, uit van de juistheid der stelling, dat een kerk, die zich met ‘de wetenschap’ inlaat terug voert naar de Middeleeuwen; dat zulk een kerk de wetenschap, die immers in eigen kring souverein is, knècht onder kerk-jukken, en in het algemeen een roomschen ondergrond verraadt in haar speciale verlangens te dezen opzichte. We verwijzen maar weer naar de boven afgedrukte driestar van Dr Kuyper, en naar veel andere geluiden, die eenzelfden toon doen hooren. Nu is het niet kwaad, hier eerst even terug te gaan naar de zuivere proporties. Het lijkt mij een vlekje, dat het meerderheidsrapport ontsiert, wanneer dit tot 2 maal toe zinspeelt op de mogelijkheid, dat wie Kampen willen uitbouwen, misschien iets achter de mouw houden. Dat zij eigenlijk zouden willen aansturen op een kerkelijke universiteit, maar dat zij zèggen: geef ons een faculteit. Om dan, als dit eenmaal gebeurd is, later nog meer te vragen.Ga naar voetnoot1) Men behoort aan te nemen de goede trouw, tot het tegendeel onvermijdelijk blijkt. Welnu, er is slechts gevráágd: geef volop gelegenheid tot theologische promotie, en dan is het daarmee uit. Aan dit woord kan men de vragers toch houden? | |||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||
Let men nu zuiver en alleen op hetgeen gevraagd wordt, zonder eenige nevenbedoeling te onderstellen, is het dan waar, dat in de lijn van wat voorgesteld wordt ligt: een knechten van de wetenschap, een terugkeer tot de Middeleeuwen, enzoovoort? Ik kan er niet aan denken, dit vraagstuk ook maar even aan te raken in zijn kern: op de consequenties van een doordravende redeneering heeft trouwens prof. Greijdanus reeds gewezen; en voorts zijn er Bavinck en Woltjer, en anderen, om tegen doordraven ook hier te waarschuwen. Maar - men wil de stem der historie laten spreken. Historie is altijd gemakkelijk: ge kunt ze in- en uit-schakelen al naar het verlangd wordt. Daarom zie men altijd toe, wat men in de kerk, en in de trouw, met een historisch betoog doet; er is weer recht voor de vraag: gij, spreekt gij altijd zoo? Dit daargelaten: de historie-stem dringt tot ons door. Wij móeten wel even luisteren. Nu is wel één van de hardnekkigste beweringen, die men met een beroep op de historie aandringen wil: dat wetenschapsbeoefening door de kerk terugkeer is naar de Middeleeuwen, roomsch. Want de Roomsche kerk heeft in de Middeleeuwen zich óók van de wetenschap meester gemaakt en haar willen binden en kluisteren. En naar die ‘donkere’ Middeleeuwen moeten we niet terug. We willen waken voor de ‘vrijheid der wetenschap’. We zullen er hier maar niet expres op wijzen, dat die Middeleeuwen zoo donker niet geweest zijn, en dat de winst van humanisme en renaissance tegenover de erfenis der middeleeuwen onwillekeurig het beeld in gedachten brengt van het ineenzinken van een snorkenden Goliath, die zich wijs had gemaakt dat hij Israël kon bevrijden van zekeren nietsnutten David. Maar we vragen twee dingen te bedenken. Het eerste is, dat wetenschap beoefenen namens de kerk, in opdracht van de kerk nog heel wat anders is, dan wetenschap beoefenen door de kerk zelf. Verkerkelijkte theologie, of een vertheologiseerde kerk (twee gevaren, waartegen het meerderheidsrapport waarschuwt) hebben hier niets mee te maken. Die twee misgeboorten kunnen er wel zijn, maar het gevaar voor het eerste (d.w.z. verkerkelijkte theologie) is er altijd, doch dat gevaar zal veel en veel grooter zijn, als men de kerkelijke studie aan banden legt (niet verder dan die candidaatsstreep) dan wanneer men ze het ruime sop laat kiezen; vergeet dat niet; - en het gevaar voor het tweede (n.l. een vertheologiseerde kerk) is er óók altijd, maar dan niet na, doch vóór den opbloei van de wetenschapsbeoefe- | |||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||
ning namens de kerk; niet daarna: een vertheologiseerde kerk zal de kracht, het élan, het gelóóf missen, om te doen, wat thans voor Kampen gevraagd wordt, en zulks dan met de motiveering, die behalve door anderen, zoo ook door mij in de bovenstaande paragrafen gegeven is. Een vertheologiseerde kerk is ziek, heel erg ziek, en een zieke kerk zal geen krachtpraestaties doen, zooals b.v. de gezonde uit-zetting van de namens haar verrichte theologische studiën. Zij legt liever scholastische railtjes voor vlugloopende candidaats-wagentjes. Ik weet, dat ik hier maar korte aanduidingen geef, te kort waarschijnlijk voor vele van de gehoopte lezers, maar ik hoop toch, dat ook zij er even over nadenken willen. Het rustigjes blijven staan bij den streep van het candidaatsexamen - wat dan eenmaal geëischt wordt - kan een symptoom zijn van de ziekte eener vertheologiseerde kerk; maar de roep, om een school, die eenmaal bestaat (de kwestie of ze bestaan móet, behandel ik niet, mag thans niemand behandelen) uit te breiden, en af te steken naar de diepte, is juist een bewijs, dat men nog geen vertheologiseerde kerk heeft. Maar in de tweede plaats zou ik hierop willen wijzen. Het is, zacht gesproken, een bewijs van te haastig denken, en het trekken van onzuivere vergelijkingen, als men zegt: in de Middeleeuwen had ‘de kerk’ de wetenschap in handen, en nu zal ‘de kerk’ het wéér gaan doen, als de Kamper verlangens vervuld worden. Wil men eens zeggen, wat hier in die beide gevallen verstaan wordt onder ‘de kerk’? We zijn toch niet in.... Roomsch gezelschap, en ook niet onder aanhangers van het collegialistisch stelsel van kerk-regeering? Ik meende, dat wij onder gereformeerden zijn met elkaar. En dan wijs ik juist hèn erop, dat ‘de kerk’ in het ééne zinnetje (over de Middeleeuwen) heel iets anders is dan in het ándere zinnetje (rakende Kampen). In het eerste geval beteekent ‘kerk’ zooveel als: de clerus, de hooge geestelijkheid, de pauselijke macht, de als mondige beschouwde geestelijkheid, die tegenover de ònmondige, niet profeteerende, met ‘blind geloof’ ronddolende leeken-schare stond. Die geestelijke clerus, met name het pauselijk en bisschoppelijk gezag, die speelde de baas over de universiteiten. Het is nu wel heel jammer, dat een enkele broeder hier en daar zóó ijverig in Duitsche boeken heeft gelezen (b.v. in Paulsen, die over de gelijksoortigheid van het pauselijk gezag in Rome met het leergezag van den ‘duitschen paus’ Luther heel wat liberalen onzin schrijft), dat hij zoo onwillekeurig is weggedoezeld onder de lectuur, en nu ook al onder ‘kerk’ overal hetzelfde verstaat. | |||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||
Wonderlijk, dat knappe koppen, die anders bij het opstaan en naar bed gaan het verschil tusschen collegialistisch, papaal, en presbyteriaal kerkbegrip haast in hexameters kunnen voordragenGa naar voetnoot1), nu ineens over ‘de kerk’ in de Middeleeuwen èn ‘de kerk’, die dan Kampen onderhoudt, praten, alsof er zoo heelemaal geen litteratuur meer is over gereformeerd kerkbegrip, en alsof er ‘geestelijken’ zouden zijn èn bij Luther - de duitsche boeken! - èn bij Rome, èn bij... ons. Neen, als ik aan de Middeleeuwen denk, dan zie ik den paus en diens onder-hoorigen. Dan zien ik daar een greep naar de wetenschap, die los staat van de christelijke profetie van de gemeenschap der ware christgeloovigen, aan welke in haar breede geloofsworsteling de in Christus verborgen schatten der kennis en der wijsheid te ont-dekken gegeven zijn. Dan zie ik daar een - in eigen oogen - geprivilegieerd clericaal gezelschap al of niet in bond met de wereldlijke macht grijpen naar de kennis, en ik mis de vrije vergadering der geloovigen, ik mis de geroepenen tot de genade van het koninklijk priesterdom, die bij óns in vrijheid leven. Daarna zie ik de Reformatie opkomen. Ik hoor Paulsen verkondigenGa naar voetnoot2), dat de universiteit te Wittenberg na de Reformatie, toen ze voor het vraagstukGa naar voetnoot3) stond, of theologische promoties voortaan nog wel zouden kunnen geschieden, er toch toe overging, en zich over het ontbreken van het vroegere autoriteits-vertoon van de thans verworpen Roomsche geestelijkheid ‘zich troostte’ met de autoriteit van het wereldlijk gezag, die immers veelszins in de dingen van de kerk ingreep, en zoo ook aan de theologische promoties autoriteits-glans verleende. Maar men zal toch kwalijk kunnen beweren, dat dit nu een historisch bewijs, of zelfs maar een historische aanduiding is, waaruit men kan afleiden of vermoeden, dat de reformatorische geesten de kerk niet bevoegd achtten, of dan alleen maar in geval van nood bevoegd achtten, wetenschap te oefenen? Dat zij, zoekende naar een ‘autoriteit’, die de promotie zou kunnen doen geschieden, het dilemma stelden: òf een autoriteit, die buiten de universiteit ligt, òf anders géén autoriteit, die de promoties kan doen geschieden? Ik herhaal: zóó kan men toch niet redeneeren? Om te beginnen | |||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||
is dit ‘zich troosten’ maar een sneer van Paulsen: die term zegt ons niets. Dan bovendien: de Reformatie begon met onzekere schreden; men kan uit die eerste schreden en uit die ook latere capitulaties voor de overheid geen ‘principes’ zoomaar distilleeren. In Wittenberg was Luther, geen bij uitstek systematische geest; en daar was Melanchthon, die in zijn reformatorisch kleed toch nog heel veel humanistische draden had zitten, heusch niet alleen in de vóering... Bovendien: wàt betaalde, en wat autoriseerde vroeger de overheid zoo al niet? Heel het luthersch, later ook het in calvinistischen geest uitgewerkte school-systeem ging uit van de idée: laat de overheid betalen. En vandaar ook de autoriteit van de overheid, en tevens de invloed van de kerkelijke autoriteiten in de schoolzaken überhaupt. Maar hiermede is allerminst het recht ontkend van de kerk om ten bate van eigen leven wetenschappelijke instellingen te creëeren, noch ook de idee van een promotie van de professoren ‘iure suo’ - onverschillig, wie een school betaalde! - overboord geworpen. Integendeel. Paulsen wijst erop, dat direct na de Reformatie de theologische faculteit tot een soort van kerkelijke instelling werdGa naar voetnoot1). Dezelfde verhaalt precies op dezelfde bladzijde, die van de aan de universiteiten dóórdringende en òpdringende staatsmacht spreekt, dat bij de promoties desondanks de verplichting, om een eed van trouw af te leggen op Schrift en belijdenis, bleef voortbestaanGa naar voetnoot2). En wie nog verder in de geschiedenis van het universitaire leven indringt, ook in protestantsche landen, ziet, dat de op papier bestaande verplichting tot erkenning van de ‘kerkelijke’ of ‘overheids’-autoriteit almeer in de praktijk tot een dood gebruik werd, en dat feitelijk de faculteit promoveerde als gemeenschap van geleerden, jure suo. Het feit, dat daarbij meermalen een complete gemeenschap van faculteiten ontbrak, zegt in dit verband ook wel iets.Ga naar voetnoot3) Laat men dus niet zeggen: ‘het is ongehoord, en het is gloednieuw, tenzij men ons naar Róme terugvoert’. Want als men van iets nieuws spreekt, dat in vele eeuwen niet geweest was, dan was de oprichting van de Vrije Universiteit óók iets volkomen nieuws, waartegen ook gemokt is, speciaal van liberale, en ook van andere zijde, omdat men een hoogeschool zonder autoriteit van buiten niet wilde. Al die lieden, verworderd en geërgerd, klaagden, hekelden: wij vinden hier geen autoriteit, wij zien ‘koekebakkers, en | |||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||
tuinharkers, en smeden’. Toch erkennen wij allen dit nieuwe, en blijft ook de geïnstitueerde kerk met die universiteit officieel in relatie treden (en gelukkig ook, wie zou het anders willen?). Maar laat men dan óók niet vandaag in diezelfde Kerk, en met diezelfde Vrije Universiteit voor oogen, onder ons elkaar tegenwerpen: gij wilt de Kerk voor Kampen iets laten doen, wat nog nooit vertoond is, dat ‘met alle traditie strijdt’, dat de ‘historische lijn’ verlaat, en wat dies meer zij. Dit geldt precies zoo van de Vrije Universiteit. En een bijlage in het Curatoren-rapport, welke ons verzekert, dat in de stichting van de Vrije Universiteit nu juist de oorspronkelijke idée van universiteitsstichting - samenkomst van vrije wetenschappelijke mannen - weer naar voren is gekomen, kan deze bewering dan ook alleen maar handhaven, als er twee belangrijke dingen vergeten worden:
Wil men nu iemand, op dezelfde manier als in zooeven bedoelde uitlating, ook bij de Theol. School, stel, dat zij volledige hoogeschool wordt, wegdenken:
welnu, wat is dàn de traditieverkrachting, als Kampen gaat promoveeren? * * *
Zoo kwamen we vanzelf van de historie tot haar paraenese, gelijk ze tot nu toe onder ons (ook als kerk) het geweten toesprak. En nu de toepassing? | |||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||
Laat ons nog even doorredeneeren over die beweerde knechting van de wetenschap door de kerk. Het kan toch zijn, dat een goed lezer zal zeggen: ja, maar, ge hebt in punt b de woorden wat anders gerangschikt, den éénen keer en den anderen keer; kan daar misschien de kneep niet zitten? De opmerking zou van accuratesse getuigen; maar een wezenlijk verschil inzake de vrijheid der wetenschap (waar het thans over loopt) ligt daarin niet. Immers:
Ja, maar, zal iemand nog zeggen: het contract met de kerken is, wat de Vrije Universiteit betreft, wederopzegbaar; zij kan elk oogenblik zeggen - we spreken nu over abstracties! - wij zijn met onze doordringende wetenschap gekomen tot de ontdekking, dat de waarheid Gods niet ligt uitgedrukt in de belijdenis der Gereformeerde Kerken, we breken dus, ook voor de theologische faculteit, elk contact met haar, en gaan onzen eigen vrijen gang. Daartegenover zou men te Kampen àltijd gebònden zijn; veranderen de kerken, dan verandert de Kamper hoogeschool, zij staat of valt met de schommelingen in het belijden der Geref. Kerken. Is dát geen wezenlijk verschil? Ja, zeker, dat is verschil. | |||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||
Maar een bezwaar daaraan ontleenen voor wat de vrijheid der wetenschap betreft, dat kan wèl, op zijn standpunt, een nietkerkelijk mensch doen, maar een kerkelijk mensch kan of mag dit op zijn standpunt met geen mogelijkheid. Zeker, wie buiten de kerk staat, of zijn methoden van denken en doen zich in abstracto indenkt op niet-kerkelijk standpunt (de V.U. b.v.) die kan zeggen: ik wil niet gebonden zijn, mijn wetenschap moet ‘vrij’ wezen. Ook de Vrije Universiteit kan dat zeggen, vandaag, ook nog zonder dat daarmee de personen van haar hoogleeraren ophouden, wat hun persoonlijk leven betreft, het gereformeerde belijden los te laten; het gaat dan enkel over de methode, over het gezichtspunt, over het punt, vanwaar men van wal steken wil. Maar ik begrijp ter wereld niet, hoe de kèrk van haar kant, van haar kant, zeg ik, een bezwaar ontleenen kan aan de vrijwillige confessioneele binding van vrije belijdende leden, die hoogleeraar worden, een bezwaar dan, nota bene, ten aanzien van de ‘vrijheid der wétenschap’. Het doet mij dan ook vreemd aan, wanneer kerkelijke vergaderingen van haar eigen standpunt uit zichzelf vermanen, toch vooral te handhaven de ‘vrijheid der wetenschap’, die dan... belemmerd worden zou, als Kampen ‘Wissenschaft treiben’ gaat. Maar de kerk van haar kant gelóóft toch, roept toch uit, betuigt toch voor God, en engelen, en menschen, dat wat zij heeft, en belijdt, sleutel is van de wetenschap, vrijmaking is van het denken, oorsprong is en waarborg van de vrijheid van het menschelijk denken? Zeker, de kerk kan verkeerd belijden, ze kan achterstallig blijven, en traag, in het belijden van de waarheid. Maar zij erkent dan toch, dat haar waarheidsbelijdenis niet onveranderlijk is, dat de wetenschap haar op alles wijzen mag, wat zij gevonden heeft, dat zij daartoe zelfs wordt uitgenoodigd, en dat de kerk, wanneer het resultaat der wetenschap blijkt in te gaan tégen haar belijdenis, maar te strooken met het geopenbaarde Woord en zijn inhoud, haar belijdenis corrigeeren zal? En als nu de kérk een bezorgd gezicht zet voor het oog der toeziende wereld, zeggende: als maar niet de wetenschap onvrij wordt, zoodra ik ze ga beoefenen, dan heeft de Kerk òf de waarheid, òf zichzelf een slag in het gelaat gegeven. Ik zeg: de waarheid, en: zichzelf. De waarheid heeft zij een slag in het gelaat gegeven, indien zij in het algemeen beweren zou, dat de kerk, ook als zij worstelt met de waarheid in gehoorzaamheid, toch een kerker voor de wetenschap is; liberale hoogmoeds-theorieën in den mond der gereformeerde kerk... | |||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||
En zichzelf slaat zij in het gelaat, als zij zou willen beweren: nu ja, de waarheid is wel aan mij, kerk, gegeven vanwege den in Christus geopenbaarden Verbonds-god, die de schepping mij leert zien in het licht der herschepping, maar ziet ge, ik ben wat traag en wat vadsig, en ik laat mijn belijdenis soms eeuwen lang maar op papier staan, zonder ze uit te breiden, te corrigeeren, waar noodig is, en nu zal ik mijn leven maar op de basis van deze traagheid inrichten: laat de wetenschap mijn deur voorbijgaan, want die is bij mij niet vrij, mijn ‘bruiloftskleederen’ zijn nu eenmaal keurslijven, als ik eerlijk ben. Maar wat zou dat voor een kerk zijn? Als ze zóó diep gezonken is, dan kan ze niets groots doen; dan is het uit met haar rijk, dan is het óók gedaan met de innerlijke levenskracht der Vrije Universiteit, voorzoover die althans uit de gemeenschap, die ook als kerk optreedt, geestelijk opkomen moet; de historie leert trouwens, dat alle wetenschap en alle filosofie den band met haar tijd vasthoudt en vasthouden móet. Wil dus een synode van de Gereformeerde Kerken voor God verklaren, dat bij haar de wetenschap onvrij wordt, wil zij dat van haar kant verklaren, dan zal dat een publieke ongeloofsdaad zijn, met gebeden in- en uit-geleid. Maar daar is voorloopig geen gevaar voor: de broeders staan straks allemaal op, om te belijden, dat ze de drie formulieren aanvaarden. Deze sluiten een dergelijke dwaasheid uit.
* * *
Keeren we nu, na dit noodzakelijk intermezzo, terug tot ons uitgangspunt, dan vraag ik, het curatorenrapport voor mij: kijk nu eens twee kanten uit: den kant van Rome (het schrikbeeld) en den kant der Vrije Universiteit (het lokkend beeld, dat sommigen - in kerkelijke uitspraken - beschermd willen zien, vanwege ‘onder ons verkregen rechten’ en vanwege de vrijheid der wetenschap); en zeg mij dan eens: wat is nu de beweerde overeenkomst met Rome, en wat is nu het beweerde verschil met de theol. faculteit der Vrije Universiteit, bijaldien Kampen gaat promoveeren? Wat de overeenkomst met Rome en de Middeleeuwen betreft: ik zie ze niet. Want:
| |||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||
En wat het verschil met de theol. faculteit der Vrije Universiteit betreft, ik zie ook dat verschil niet, want
En nu weet ik het wel: er blijft in wat achter die twee ‘faculteiten ligt, eenig verschil. Want in de vereeniging voor Hooger Onderwijs op geref. grondslag komen de geloovigen bijeen als ‘organische’ geloofs-gemeenschap, terwijl ze in de kerk samenkomen in den vorm van het kerkelijk ‘instituut’. Maar dit onderscheid in wat achter de beide promoveerende faculteiten ligt beteekent volstrekt geen verschil voor het wetenschappelijk functioneeren van de organen, die beiderzijds in de faculteiten het werk verrichten, omdat
| |||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||
Ik kan niet genoeg waarschuwen tegen de bewering, dat de kerk van haar kant ooit toegeven moet, dat bij haar de wetenschap on-vrij wordt. Het raakt hier diepe beginselen, en in volle overtuiging verklaar ik hier, dat naast Dr Kuypers's bewering: ‘er kan geen sprake van zijn, dat een Calvinistisch kerkgeheel zich de beschikking over het doctoraat zou toeëigenen. Dit ware verzaking van het geloof der vaderen en terugkeer tot het standpunt der Middeleeuwen geweest’,Ga naar voetnoot1)mijnerzijds vrijmoedig deze andere bewering gesteld wordt: ‘er mag geen sprake van zijn, dat een Calvinistisch kerkgeheel de knechtelijkheid van de aan haar uitgedrukt geloof zich vrijwillig bindende wetenschap zou erkennen. Dit ware verzaking van het geloof der vaderen en terugkeer tot het standpunt der door Dr Kuyper zoo gelukkig bestreden liberalen geweest’. * * *
Ik zal nu maar niets meer zeggen over die voor zichzelf benauwde kerkelijke patronen van de vrijheid van wetenschap. Ik kan de door hen voorgedragen leuzen alle verdragen, en begrijpen, als ze van buiten-kerkelijke zijde komen, ook van de Vrije Universiteit als deze zich haar positie, zuiver formeel, indenkt. Maar ik kan ze niet verdragen van kerkelijke menschen. En heel het debat over Kampens uitbouw is toch van a tot z een kerkelijk debat? Nietwaar? Of is het misschien anders, als we de ‘oordeelen’ eens genetisch verklaren willen? * * *
Ik kan dan ook verder heel het historisch onderzoek laten rusten. Wij hebben slechts deze enkele punten er even uit willen lichten:
| |||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||
We komen dus tot de conclusie, dat het schrikbeeld van Rome en de Middeleeuwen op onze generale synode alleen dàn dienst kan doen tot verhindering van den uitbouw van Kampen, wanneer men:
| |||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||
* * *
Me dunkt, we kunnen het hierbij wel laten. Men moet uit een door en door onzuiveren toestand in het verleden geen argumenten halen, pro noch contra. Wilde ik 'n beetje ondeugend worden, dàn zou ik nog kunnen opmerken, dat de vaderen, die we af en toe pro memorie uittrekken, en die we ook maar af en toe los denken van den magistraat, indien zij ons waarschuwen, ons juist waarschuwen tegen een knotten van de kerk door de gereformeerde universiteit. Men moet maar eens lezen, wat er te koop geweest is over de universiteit van Bazel juist in verband met de door haar bedreigde vrijheid van de kerk.Ga naar voetnoot2) Maar zoodra Kampen de aandacht vraagt, zijn ineens enkelen, in hun kerkelijke qualiteit, doodsbang voor de beknotting van de wetenschap door de kerk.... Nog eens: als ik hierop door-redeneerde, zou dat slechts wat ‘ondeugend’ zijn. Ik doe het dan ook niet, en heb er ook geen begeerte toe. Ik vrees voor de kerk, die wakker is, geen gevaar van den kant der wetenschap; maar men moet onder ons elkaar óók niet te lang ophouden met een kruistocht ten bate van de vrijheid der wetenschap. ‘De wetenschap’ lacht daar maar zoo'n beetje om; die is net zoo vrij, als ze wil; zóó zegt zij het in het algemeen; en: ze is nèt zoo vrij, als ze gelooft, zoo zeggen wij. Maar overigens - een belijdend lid eener Geref. kerk voelt zich vrij, als hij belijdt; ook als hij belijdend tusschen de geestesmonumenten der eeuwen op en neer gaat. En eigenlijk meende ik, dat dit zoo ongeveer ons a b c was. Dit laatste zinnetje is te bitter om ‘ondeugend’ te wezen. |
|