| |
| |
[pagina 295 (113)]
[p. 295 (113)] | |
[XII]
de dood en de poort naar de hemel
de flamenca een zweep in de adem der vrouwen
wie geven de mensen te eten en te drinken op aarde o Santiago
ik vreet vrouwen en kinderen en alles loopt door de vingers
een nieuw patroon bouwen op aarde
niet het sterven in de grauwe handen der huizen
er is veel bewaard gebleven binnen een vuile huid
en ook verlate vrolijkheid
en de overwegen die smal zijn
de baan die niet afgesloten is
en de gruwel van de vrouw die de hekken moet sluiten om ons te bewaren
vrouw spreek uit het bloed
rammel de sleutels Beatrice
wees de hoer en de heilige van mijn bloed en zet een wit graf op de wereld
dat blijft en gekalkt wordt
zet de brilleglazen op van schitterende onwetendheid in het woord verlies
en ook Cerilla in de Bar op de Ramblas de Cataluña die vroeg waar ik sliep
nee je was geen hoer Cerilla
ik las de vermoeidheid in je handen van het stoppen der kousen
| |
[pagina 296 (114)]
[p. 296 (114)] | |
en ik wist dat ik een stier in je los kon laten en de boezem forceren
en van de mond tot het kruis wel op
en dan de schreeuw: kruis of munt
geen juichkreet van Sade die de kwelling kende
Justine! Justine!! Justitia!!
ik lees Cerilla dat de Phoeniciers Barcelona stichtten
en Hamilcar Barcas generaal van Carthago gaf het begin van de naam
en Dido legde de dierenriem uit over het vlak van de Sahara en stichtte Carthago
en Aeneas kwam en zag haar en moest zijn liefde bedwingen
hij moest zwerven voor Jupiter en het lot
Cerilla Dido vroeg geen geld en gaf alles maar Aeneas vertrok in het geheim
en Anna de zuster droeg haar verkoolde lichaam de brandstapel af
het vuur ten teken der zee
in je lichaam zal alles wel leven Cerilla zoals in het lichaam der stad
het bloed dat uit de straten spuit bij het ondergaan van de zon
het bloed der anarchisten der revoluties der guerras
romeins moors zwart donker energiek bloed
en het uitgaan der fabrieken
in dit hotel Havana aan de Avenida José Antonio Primo de Rivera
Barcelona gelooft in de wereld Cerilla
ik lig mij stuk op de Ramblas
de wereld stuk slaan tot grijs
jullie trams hebben de kleur van een stierengevecht
het gruis nogmaals malen tot fijnste zand der wereld
er staat veel policia op straat en regelt het drukke verkeer
dan god worden en lachen en spelen met de bloedlichamen
Ferdinand van Aragon huwde in 1474 met Isabella van Castilië en Barcelona werd deel van het rijk en geen hoofdstad meer
Isabella was een Spaanse vrouw zonder genade en niet bang voor een vuil
hemd als haar wil het wilde
| |
[pagina 297 (115)]
[p. 297 (115)] | |
iedereen is een generaal en iedereen een princes
vol veldtochten van alle volken loop ik hier rond
langs de haven de Mediterranée het standbeeld Columbus
ik postte daar gewoon een brief en in de cathedraal achter het altaar roken
de aarde rood kleuren en mesten met lijken
dit in het liefelijke zuiden
alles om je zelf heen vernielen tot alles gelijk is aan je zelf zo spreekt de
de wereld onder mijn voeten
dictatoriaal gehangen aan de rode pompen vol voedsel op de weg het hoofd
de benen omhoog als ogen tegen de hemel
vrouwen eten de testikels en gooien de korsten weg
en de douanes in de rotsen hoog boven de boomgrens kijken toe
de triptieken des levens klapperen langs de weg open en dicht
de zee zegt zijn voortdurend woord
het is nu nog zo dat een bandjir de zee met aarde kleurt en stenigt
tot zij roept: arriba España
en de mensen met naaktheid slaat
en het beeld verwoest dat in mij leeft en mij volgt en nee laat zeggen als
Cerilla mij vraagt: esta noche?
| |
[pagina 298 (116)]
[p. 298 (116)] | |
dit beeld is geen werelds wezen meer en ligt verder voor de tijd dan de eerste stenen der oudste steden en is een essentie van vreemde kracht boven de toetsen van deze schrijfmachine zij is de toets de letter het woord en wat daar tussen ligt een lege ruimte vol slaande handen en weglopende voeten van zekerheid een steen vol maten en doorslaande stoppen een centrale voor gewoon lopen bidden op straat tegen vallende regen of stromende zon en alles wat gaat of blijft staan en de duistere koffie drinkt puur uit de hand van de hemel die toeslaat waar hij wil met het azuren mes langs de kelen tot bruin in het zoete der ogen de pupillen van mooie vrouwen zo langs de kant van de weg met een zuurtje in de mond of een lot in de hand dat zij zwaaien als waaier om zich heen en de actie radius is niet uit te drukken in deze wereld vol maten en vreemde geuren van wonderlijk wereld zeep dat adverteert aan de deuren der huizen in donkere cafés niet om te wassen maar om alles van dit leven dat stinkt rustig op te sieren tot wellust van zware moerasdampen en sombere diep dronken meren die ver achter de horizon wel een berg weerspiegelen of fatamorgana zijn voor diep bevroren walvissen bij ijsland waar alles ophoudt naar men zegt nog wel even spitsbergen en dan nog middernachtzon en bossen nacht in het water maar verder niets
het leven op aarde is overal hetzelfde
overal vrijen de paren in de buitenluchten en binnenkamers en wat open staat naar binnen langs de passen der liefde zo uit en in de omringing der angsten die staan en vallen in de hitte der huiden en wat er schuurt in de aanrakingen over dwars of in de lengte is toch niet te beschrijven en zo ja dan is het beter gedaan dan ik het ooit kan
voor wie in het woord gelooft een gletscher vol nacht
vang het ademwater maar op
de zang in de keel van een zwijgende vrouw
op de Paralelo hoorde ik zingen en zag ik een comica
ja het volk lacht en is niet gelukkig en lacht en blijft ongelukkig
ieder volk van mensen moet lachen en ongelukkig zijn
| |
[pagina 299 (117)]
[p. 299 (117)] | |
of wat de mare antiqua bouwt aan kastelen in een moors mensen hart
of wat de breekijzers der dorre rivieren openleggen in het gelaat van een land
of de bloemen die het meisje gaf in San Carlos de la Rápita
toen ik zwom in de zee waar omheen alles begon
en de bloemen van dat kind in San Carlos de la Rápita aan die zee
of het lachen van hele families zo aan de weg
die vragen om te eten te geven
die elkander de vraag van het leven ontkennen in harde klinkers
of ook wel alles van de ogen uitleggen opstraat
en goedkoop voedsel leveren voor de dag zoals het land hen dat leert
of de warmte van een hand vol fruit uit het bed van de zon
of de bloemen van dat kind van drie jaar uit San Carlos de la Rápita
waar Hasdrubal zijn tweede Carthago stichtte op de barre vuist van de berg
waar de Scipiones hun heerbaan gingen door zuilen van Phoenicische tempels van vuur
waar men voor het eerst leerde bouwen de brug van dit leven
of de bloem van dit kind Maria Theresa uit San Carlos de la Rápita
dat iedereen ligt te bidden op straat
en weduwen en wezen de doeken om doen om de processie te gaan
de optocht naar god die zij zingen en zien
en de priester die de orde verstoort met onverstaanbaar latijn
of dat glazen azoel huis van de zee waar de zon in schijnt
de deuren naar weerskanten geopend
geruisloos om de mensen staand
open van stille vingers om de peinzende lemoenen
of de vrouwen Maria en Josephine die in de Bolero de Barcelona hun ogen verkochten
| |
[pagina 300 (118)]
[p. 300 (118)] | |
zij lagen bloot op de tafel en knikten de aanwezigen toe
wie zag was gewonnen voor een lot niet zich zelf zo uit de doos van
het graf der monden die open staan in professionele lach
of het sociale van nee Franco ja Franco
communisten nee communisten
de guerra civil was óók een stierengevecht
van het sociale ach weten wij veel wie biedt heeft de prijs en wie
het bloed is vergoten 25 000 in Granada
de rouw woont op straat in een vrolijk gezicht
mijn zoon zit in Frankrijk en loopt op één been
het éne been réfugié van Europa
de twee gedachten binnen de mens
of de zoen die alles in het bloedteken brandt
of de vrouwen die treuren vier parochies groot geknield in de kerk
van de aarde om wat zij verloren en zingend de zang
of dat wij alleen zijn in het barre wij
de weg der verschrikking onder gloeiend lamplicht
de bergrede die de stomme rotsen houden in het vierkante woord
de monden klakken de tong vol mi ma en mo
en de partisanos gaan nog door in de gran canyon vol rode beelden
zij zien de scheurlijnen niet
zij houden de auto's der levenden aan
zij vragen hidalgies beleefd om geld en wat eten
het dorstmes staat op de lippen en snijdt in het levende vlees
dat de kaalheid van Spanje
dat de vlakte vol rijst nog een leven mocht geven
of wat er op de wereld aan zonlicht verloren gaat in de duistere
in de huid van een volk leeft al het gedierte der aarde
breede aandoeningen binnen grijze kosmische ruimten
uitlopers van bergen waarin het woord LAVA VAN BINNEN
| |
[pagina 301 (119)]
[p. 301 (119)] | |
de straten der matires overal op de wereld
die de goede ogen de kost gaven diep aan de moeder die drinkt aan zich zelf
of wat slordig gehoekt geheel alleen in de zee staat van rots
vergeten scherven uit de handen van WIE?
of de vrouwen die hier van achteren ook zijn
of waar de hollandse winter bewaard wordt diep in rijdende harten
MAAR GEWOON EEN IMAGINATIE SCHIP BOUWEN!!
de zwarte gruisman overal op loslaten
het schip loopt misschien op de rotsen
of bij Goeree Overvlakkee op het strand
de geest van het schip spookt in de rook het zweet der machinisten
de pijpen staan in de rug van de stokers
de zwarte gruisman loopt rond en breekt de wereld stuk
werpt rotsen in zee bij veel regen
uit de duistere ovens der aarde
zij slaat de vingers uit waar de chaos levensgroot langs de kant staat
een bovenzinnelijke registratie der dingen
kosmische politiehonden zien alles aan en heffen de poot uit
zo alleen in de schoot van een vrouw
alleen in de schommel haar zelf
de zalf van vreemd om de mond
het oog breekt om de lippen
de lach gaat pantoeffla pantoeffla uit
gewikkeld in de lakens van het zéér persoonlijke
een interkosmisch woonhuis voor alle leken op aarde
heiligen binnen de muren verlicht met kunstmachines voor het heil
in het oog de veder der moeder
| |
[pagina 302 (120)]
[p. 302 (120)] | |
op de berg van het gemoed staat NIET AAN TE TWIJFELEN waar
of: laat hier uw aardschokken registreren
meneer Bermejo is tandarts en rijdt met een wagen rond in de mond
de man die mij schoor in Murcia
de vrouw die mij grootbracht in Beerta
ja zei de man mijn moeder is dood
maar de zee is een moederwater
en na mijn moeder mijn vrouw
maar een berg vol wijn staat open op aarde
en na mijn vrouw mijn dochter
maar onder de val van het water wonen dansende water wezens
en nu heb ik een vreemd licht in mijn ogen
zie de berg heeft zich getooid met een olifantshuid
en nu ben ik onbewoonbaar verklaard
dit is een tekenmap van de menselijke geest op aarde die holen graaft door het hardste steen en zich opzet als een geografica moderna tegen de oncontroleerbare lijnen op plaatsen waar het zout uit de zee gewonnen wordt in pannen kristal vol symmetrie en duister kinderspel langs de wegen dat gaten in de lucht schrijft als muilezeloren zo groot en zacht en teder vol wijze balans in de diep bruine buik der ogen van slaapwel langs de wegen der aarde de zon doet met de mensen een ding zoals het is in elkaar gezet tegen de bochten waar ieder ieder ontmoet omdat het gevaar van de val aan de kanten klaar staat waar het het nauwst is en de lieflijke kruisen staan voor de mensen die de vette handdoek vreten van de moeder der dingen die zich afdroogt en haar lichaam laat zien en het overwijze midden zo hoog als het kan geheven boven wat aanwezig is of waant te zijn aan de borsten der hoge waterwerken die opstaan uit het dal der gele rivieren de rivieren die de wereld naar zee dragen en het evenwicht tussen water en land met armen vol in gang houden tegen de vermoedens van volwassenheid die een stuwdam biedt en aanzet tegen de stroom de mensen bouwen van alles
| |
[pagina 303 (121)]
[p. 303 (121)] | |
Philips licht in Beerta Eindhoven en Murcia
in Moscou en San Fransisco
alles op de huid der aarde on haar te verlichten
want de hitte die donker kan opstaan om een dorp of stad in zich op te nemen en te verheffen tot vlam en tot Volk aan de hemel is de angst in de ogen van de mensen die de bliksems onmachtig gadeslaan zoals zij werken flitsend van boven naar beneden en treffend het liefste
doel van hun handen de speeldoos met een mooi lied
wie zwaait de zwengel van dit grondeloos doen
wie woont in de vijgen der palmen
wie in een gewone eikel op aarde
in het innerlijk geweld binnen de bast van het woord dat het landschap als rauw vlees opdient in de schotels der onmacht en de muziek achter witte muren en de penis mandarijn die door de kettingen gaat
en zich opzet aan de voet van een goede oude berg van de Pan die de chaos te weg ook de hoven aan doet en waar ook maar rood op de hellingen ligt tot hete peper
en al het volk bidt op straat
en ik zie hoe zij rivieren lezen en afstanden baren per kilometer en hoe ik sta op de rand van een breed ravijn en mij overbuig en hen bezig zie op een balkon in de bergen diep onder mij en zij spreken zacht de taal van hun mond tot elkaar tot zij mij zien en zwijgend en aarzelend de hand heffen en stom zijn ik tegenover hen en zij tegenover mij stom van de afstand de enorme ruimte tussen ons het lege vat dat gevuld wordt opeens met een zwenking der armen boven het hoofd allebei van beide kanten en de roep der herkenning van wij leven allen op dezelfde aarde en spreken alleen een andere taal maar het uiterlijk lichaam is het teken van gelijkheid voor allen en meer dan de revoluties ooit kunnen geven die de stof willen doden om ons om de ziel te bewaren van ons voor de materies handwerk en 't hoofd dat alles moet dragen wij buigen en slaan over en door alle afstanden stuk tegen elkaar in de schreeuw die de groot van en aan allen is en van de goden tot graven bekend over de wereld der stilte die stil tussen ons instaat als reflectante reflector als wij zeggen tegen elkaar met het lichaam vol goede accoustiek WIJ ZIJN al zal er overal een vreemd landschap tussen ons liggen
| |
[pagina 304 (122)]
[p. 304 (122)] | |
nee in Holanda zijn geen bergen
en om España liggen geen dijken
maar de ruimte van de top der besneeuwde Sierra Nevada tot in het dal van dat land laag aan de zee van Goes tot Den Helder en Rottummeroog liggen overal en herkenbaar de tekens die de dood aan het leven geeft en wat het leven nam en wat er hoog stond aan de kimmen der ingekeerde blikken van wijzen en dwazen van al de volken die doende zijn met de dag der uren aan de uitspanningen van het hemels geweld en temidden der dozen stilte in lijnen hard en bruin en zwart groen over de aarde gezet
de huid van ons leven heeft vreemde speeltuinen
vol grauwe parkeerplaatsen
vol trams van beneden naar boven en vice versa
vol verbindingen naar buiten
vol maagden die de grond der dingen zien door een zegel
vol ruïnes ieder zijn eigen
vol Alhambra's ook dit leven
Alhambra is Rode Poort in Granada
is de naam van de bioscopen over heel Europa
maar in het enig Alhambra de Granada woonden Mohammed en Yusef en bouwden daar een hof vol leeuwen binnen bovenmenselijke ruimten van maat en een hof voor de ambassadeurs en een tribunaal voor de twee zusters vol ruisend water
deze zusters hebben geen namen in het recht dat zij deden
deze zusters waren vroom van Allah is groot tot in de bevroren buiken der onschuldige reinheid
deze zusters dienden nergens voor en het recht dat zij spraken was uit de mond van een ander een hoog versiersel binnen de moorse bogen belofte in de glazen tempel van hun lichaam waar uit de huid het licht scheen van vreemde eigenheid die het recht niet deerde en niet kon doen dat zij hadden ver over het gewoon mensen geweld en zij dienden louter zich zelf tot symbool van doorzichtigheid dat de list der sultans Mohammed en Yusef tekende tot kinderspel met het bloed
de angst voor wat is heeft vele kerken gebouwd tot hol en onderkomen
ook de gitanas die met klapperende voet de aarde ranselen waarop zij wonen
| |
[pagina 305 (123)]
[p. 305 (123)] | |
en hun lichaam gaf en een ziel tot nomaden over de kale vlakten des levens maar de lach mee om wat er donker in de ogen achterblijft te overschreeuwen en de lenigheid der leden die meer bewoonbare ruimte suggereren dan ooit aanwezig kan zijn
het lichaam van een zigeunerziel
vol plein en palm en schreeuwende kinderen en zachte dochters en zonen met de dolk der verbranding in hun vurige handen
ik ken een meisje dat mij schreef dat het leven in haar zo moe was geworden en haar de ogen vaak sloot en het lichaam uit legde zodat zij was een platgeslagen krant op straat waar in alle mensen hun voeten lieten lezen tot er iets in haar opstond en mij schreef:
zie dit leven bevalt mij niet meer en ik heb het ouderlijk huis verlaten ben alleen gaan wonen om mijn appels te laten rijpen in de vallei der zeegezichten gewoon weg aan zee gaan wonen met niet veel aan en me laten branden door de zon die mij mijn huis vol kracht kruipt en ik lees geen enkele krant meer sedert ik gezien heb dat je dat rustig een maand kunt nalaten zonder dat je achteraf iets gemist hebt ik lees dus nooit meer maar ben nog wel zeewatermoe in mijn ogen zo omdat het voortdurend beweegt en ook vol vissen zit die door mij heen zwemmen als ik zou gaan zwemmen en er niet om heen zou kunnen draaien zie je dat is de vermoeidheid die ik niet begrijp want mijn lichaam zeggen de doktoren is wel sterk want als je altijd aan een rivier hebt gewoond die naar het westen uitloopt door grote bochten en langs veel steden ook gekomen is dan heeft het lichaam al zwemmend vele vergezichten in zich opgenomen en het levenswater van vele mensen bouwt aan die onwezenlijke krachten die mij echter tegelijk moe maken
ik ben dus heel moe zei zij mij zeer omslachtig in deze brief die heel langzaam was als haar gebaren en heel oud en wel een dode stad in haar is gaan wonen want
| |
[pagina 306 (124)]
[p. 306 (124)] | |
ze kon op een gegeven dag niet verder en is in bed gaan liggen en heeft geen voedsel meer tot zich genomen en zacht voor zich heen liggen kijken met haar ogen die wel aparte lichamen waren geworden binnen de lijnen van haar gelaat vol ook van een bijzondere genade die de buren die haar bezochten deed vermoeden dat zij een heilige was te goed voor deze aarde en geheel in kristal en diamant gevat moest worden om niet volkomen uit zich zelf te geraken het stoffelijk omhulsel
zij hebben haar op haar sterfbed allen omringd met fluisterende gesprekken die haar oor nog één keer als een hele wereld binnen donderden en het vermoeden over deze wereld verklaarden tot een lawine ongeleide karavanen die kriskras haar hoofd doorsneed en in het sterven dat geweldige beeld van rust deed zien dat zij nu is geworden aan de stille steden Lhasa in Tibet met een heilige in de hand en de diepe aardoliën in de Kaukasus waarnaar de mensen graven en al de lucht die hangt over de steppen van Amerika waar veel beweegt ook buiten de huizen en in het oude boek de weg van Lautzse over de mens die onder de eeuwig gaande hemelen woont en onder de tienduizenden is en ook in deze vlakten rood geel grijs van Spanje en het lied binnen de zuilen van een weergaloos letteralphabet van Araben deze hof der Leeuwen deze patio's binnen het Alhambra deze verblijven der vrouwen waarin een enkele zucht tegen de muren de draagkracht van alle moderne telefoongesprekken overtreft zo geweldig gebouwd dit gewelf op geluid vangen van door bedden en bidden met sultans zeer vermoeide vrouwen
zo vermoeid en zo heilig en zo vermoord werd ook dat meisje dat mij
een brief schreef gewoon uit de buurt van Gennep aan de Maas
u heeft de vermoeidheid van deze wereld en de mens in zijn chaos zo goed getroffen zei zij
ik loop met het lot van antenne door alle sferen van alle steden waar ik geweest
van waar ik niet geweest ben
en loop met enkele planeten op zak door nauwe zuidelijke stegen temidden
onwezenlijk bruin in het flamenco oog der gitanas
of gewoon blank in de huid van het meisje uit Friesland waarmee ik eens zeilde jaren geleden
een Rode Poort op het Snekermeer stond tegen de avond open en vrat uit mijn
| |
[pagina 307 (125)]
[p. 307 (125)] | |
handen en zette het riet der sloten in vlam en voerde de ondergang aan van
alle bolwerken opgericht in orde en recht tegen het leven
de boot schommelde in wat het oog weggaf
de handen deden een verbouwing in mijn lichaam
enkele bijgebouwen ontbreken nog steeds
maar in het beeld is alles aanwezig
die ik uitgeleend meende te hebben
het staat in de krant te lezen
de gemeente besturen beraadslagen nu over de economische kant
het verlies aan vermakelijkheid
de winst binnen het kaalgeschoren hart
ik zag geen hart zo zuiver van vorm voor altijd aangebracht binnen symmetrische ruimten dan in dit waarlijk Alhambra der Moren die wisten wat een mens waard was zonder een regelmatig huis om zich heen en dus bouwden pilaar naast pilaar en uitzicht op uitzicht en gezichten wierpen binnen letters van onverstaanbare woorden alles tegen de wand plakten gewelven opsloegen zuiver vierkant hoog in de ingewanden der aarde tot diep in het onbegrepen hemelse dat ook Mohammed voor ogen had en waaraan de Koran terecht eunuchale rekenmeesters toevoegde om alles binnen meetkundige rechten te houden zo zuiver als de zaal der twee zusters die ook geheel doorschijnend waren en het wezen wij meer hadden
een vrouw stond geleund tegen leeuwen
haar handen vertrouwelijk in een bek
fonteinen oversproeiden haar
de ogen waren een ontvangenis
de sala de las dos Hermanas
| |
[pagina 308 (126)]
[p. 308 (126)] | |
ik |
oh no I saw just the same one before |
vertel |
zei een engelsman die alles het zelfde was |
wat ik |
and this view too |
zag in de |
en zijn vrouw droeg een inmense stupide slaap in haar |
rode poort |
dorre ogen |
van Granada |
we must see it zei zij berispend |
de glimlach droeg de zeven tuinen der sultans op de lippen
sultanes dansten rond in de palm van haar hand
binnen de mond van de leeuw
de leeuw stond op en begon zich aan haar te vreten
de vrouw verdween zienderogen van de aarde
er liep een deining door het vrouwen verblijf
de wijze muren fluisterden
de vrouw luisterde terwijl zij verdween in de bek van de leeuw
de verblijven der vrouwen zonden waarschuwingstekens uit
er ontstond vuurwerk in enkele pilaren
de ruimte maakte een zwaai links
de sala de los Embajadores liet enkele consuls los met lippen vol bedorven
de vrouw stond stil in de schaduw van haar dienende huid
of was dit het gebed om het kind dat niet kwam
want zij stond stil in onmenselijke ontvangenis
onbevlekt door de leeuw en de consuls
de consuls zag ik sterven onder de uitstralingen
zij werden geplaatst stuk voor stuk als sinnasappel boom
op de patio de los Arrayanes
waar nu vissen in de vijver zwemmen: goudvissen
het fluisteren in de slaapzalen der lang gestorven vrouwen blijft
| |
[pagina 309 (127)]
[p. 309 (127)] | |
niet in de muil der leeuw want zij bleef als licht nog eeuwen
als accent van buiten zich zelf zijn wij
Marie Louise venez ici il faut te montrer encore
zou deze vrouw weten waarom zij haar tante volgde?
de maan in de mond der dingen laat voor het oog der mensen op aarde vele vliegers op en zendt versierselen uit hoog boven de steden in het gezang der nauwe oplopende stegen of over de poeztas of over nooit betreden ijsschotsen en over allen die zich gelukkig of ongelukkig wanen en zij vatten aan in de stem en slagen om met de hand en schoppen hoog met de voet en betreden het hol zonder te weten waarom en de dingen komen open te liggen en gaan een eigen leven leiden en zien de mens in de ogen en zeggen geen woord maar leven onder hun handen voeten en blikken vandaan tot iets dat nooit in zulke combinaties gezien was en onder geen telefoonnet te vangen iets van een keten vol rozenkrans of sierras vol sneeuw of alpentoppen voor dat zij zich te groot of te klein dachten en het ontstond uit de stilte der cellen uit de duisternis ver in de gewrichten door de scheenbeenderen heen van doden en levenden en hoog boven de graven als een nieuwe wereld waaraan het oog nog nooit is uitgekeken en die vlak drie milimeter hangt boven ieder mensenwerk
| |
[pagina 310 (128)]
[p. 310 (128)] | |
dat is de bedoeling van wat alles moest worden op aarde
dat is de zucht van de gestorven sultanes in het Alcazar
dat is de ruwe arena genoemd de appartementen van Karel V
dat is de vrouw die in mijn handen las het geluk dat zij zich dacht voor zich zelf een vrouw arm in kleren maar met een ruime lach in de ogen en met zere voeten en blaren op de handen maar een rode doek in het lichaam als een nauw ontplooide vlag en zo stond zij mijn hand in de hare en zij sprak mij toe in onverstaanbare taal over alles wat mij wachtte aan fortuin en wat ik had aan talent en waar ik voor op moest passen dat er vrienden waren mensen die ik als vrienden beschouwde maar die tenkoste van mij zouden gaan leven en van een vrouw die mij diep in het hart zou dragen en ligt te wachten iedere nacht in een koud bed en ook van haar eigen ogen las zij in mijn handlijnen dat ik wel oud zou worden want haar lijnen hadden zich nog ver boven de leeftijd verrijkt en verruimd en of ik met haar nu nog de heuvel wilde beklimmen om de stad te zien liggen onder aan onze voeten dat was zo'n mooi uitzicht en zij nam mijn arm en iets in haar oude lichaam begon te dansen door alle kleren heen en zij liep de princes uit haar jaren geleden de eeuwen gestorven door heen met mij de tuin langs naar de versterkingen tegen het uitzicht
de zwaai van haar arm een kromzwaard
om alles uit te doen en dood
dit is de klaagmuur gelijk boven dit uitzicht stierven vele door zich van de hoogte te storten
zei zij de aantrekkingskracht van een stad onder je voeten om het te vernietigen vernietig je het uitzicht
het is heel mooi hè vroeg zij mij
maar ik vluchtte weg van haar want haar lach las in mij vele ziekten
zij keek mij na en bleef lachen en riep: U zult zeer oud worden, heer!
in de buurt van de sociale bijstand vond ik mij terug
toen ik opkeek naar de muur zag ik enkel de rode doek
de vrouw stond in brand in de laatste zwaai van haar arm
hoog uit haar keel wierp zij: het uitzicht señor
| |
[pagina 311 (129)]
[p. 311 (129)] | |
mijn uitzicht is bedorven tussen overmoede rijpe volken vol arabische paarden en muilezeloren zo groot om maar wijs hier rond te lopen in het landschap mijzelf en niet meer schrikken van de beelden die allengs in mij begonnen door anderen en die ik zelf zal moeten afmaken en zonder genade voor de Dolores en de openhuizen van Mekka die buitenstonden met het bos van de palmen die zij waren in principe zo rank en schaduwrijk en waar de wisselkoersen der vrouwen achter witte gewaden gefluisterd werden en eindeloze pleinen zullen er nu in mij moeten ontstaan om ook al deze beelden binnen te brengen in het beeld dat mij beheerst de vlakten der ervaring in de ogen der voortgangers en het licht dat de smarten der vrouwen in het lichaam de zon nog geeft en het veelvoud op de lippen van het verborgen hart dat moet zijn in haar en de dingen omtrent het beeld dat mij kwelt en achtervolgt en een stier is als voor de matadores en een geheel eigen raadsel binnen mij zelf dat mij de bloedpedalen binnen het lichaam doet en richtingen geeft en laat omslaan in het onbegrijpelijke water het glazen huis in brand zet om wat mij geheel tot mij zelf heeft dichtgedaan zo binnen een vreemd braille vol blindheid en onvatbaar als het overschot van sommige vrouwen in streng geregelde steden die bolle priesterhoeden op de hand dragen als stonden de borsten van god zelf er in en open deuren slaan in mijn gezicht van vreemdeling en mij opentrekken tot een eindeloze mond en dan weggaan temidden alleen mij van de stand der dieren naakt op de weg te vinden te zoeken en tot filanthroop geraken omdat er iets weg gegeven moet worden aan arme volken zoals ook de zweep met de dubbele riem der knopen door deze geest moet worden gestriemd en het moorse mes op de kelen gezet moet en geheel nieuwe irrigatiewerken aangelegd binnen de wortel der dingen die ik heden op straat zag liggen
| |
[pagina 312 (130)]
[p. 312 (130)] | |
|
|