| |
| |
[pagina 279 (97)]
[p. 279 (97)] | |
[XI]
een diep aziatisch beeld dat tussen enorme ijslanden en ketens der bergen zijn vlakte heeft en uitbreid door de gronden en het steen heen en het ijs smelt waarnodig en nooit ophoudt zoals zij de aarde is van alles wat groeit en wat zij mysterie schenkt en schone diensten laat oprichten en almoezen doet verzamelen uit de banden der rijken om de armen te voeden en kleed te verschaffen zo vol van compenzatie en religieuse toestanden en voortdurend maar levenscondities opwerpende en de schop in de hand om land te spitten waar de monden van honger open staan en nietszeggend zijn geworden binnen de veelal verkeerde tempelrijken en nauwelijks boven de rijst uit die zij niet eten om de schepen der uitvoer vol te houden zo asiatisch deze moeder en zo stil en glimlachend en wel wijs ook te weten dat de honger iets is en ligt te midden der rijkdom dat ook iets is en naast de ziekte die ook iets is en dat alles naast elkaar en overelkaar ligt en evenveel waard is en ook het medelijden er is en niet meer dan de wreedheid en dat beiden en alle andere voorwaarden tesamen werken om de vervulling van het leven te voldoen boven de bijgeloven uit tot in dit onsterfelijk beeld dat vormeloos over de aarde ligt en werkt in het hart van ieder mens en het bloed meet en bepaalt en voorziet van de stroom zonder voorbehoud dan dat wat voorbehouden is
de lengte overzichten der kabels
en de joeling waarin de kabels komen
nee: het meten van spoel tot spoel en het geloof dat er altijd een volgt en dat
de afstand te meten is en het veld vol vermoedens ligt draagbaar
een gesprek tussen Lochem en Laren in Holland
om een missieroman te schrijven
en de Maori's wat Ohm's te brengen
en het warme en vruchtbare lezen
ik moet iemand uit mij weg schrijven, zei iemand
in de beslissende maanden der dradeloosheid
ik ga op reis, zei iemand
| |
[pagina 280 (98)]
[p. 280 (98)] | |
ik reis om iemand uit mij weg te krijgen, zei de man
maar de verpersoonlijkingen zijn anders
ik wil Barcelona zien, dat eigenlijk nog in Frankrijk ligt
zie mijn dochter is deze, zei de man, deze is mijn dochter uit Valencia
het mooiste kind van de wereld
en zie die ogen en dat gezicht en de wangen zo vol
zo zijn alle vrouwen van Valencia de schoonste van Spanje
maar U heeft veel cultuur in Olanda
en schoon en de sloten recht en de mensen lachen altijd
en ik zeg de Spanjaarden lachen veel en ik denk dat alle vreemde mensen veel tegen elkaar lachen omdat ze graag vriendelijk zijn eens een keer en omdat het kan tussen mensen die nooit hebben samengewoond en niet weten wat het hart nog niet over de lippen heeft gebracht en nog nauwelijks verraden kan in de hand der gebaren en niet de tong hoeft te geven
de volken lachen graag tegen elkaar
de volken bevechten elkaar steeds weer
er zijn van die vreemde tussenplaatsen in de menselijke ziel
dit zijn die duistere liefdes voor bezetenheden
zij willen elkander zo graag eens bezitten
zij krijgen zo buken zich zelve om de bezemsteelhanden en vegen de huid kapot en worden elkander de schrille vlucht van de heksen door donkere nachten van woeling door een wereldleed en slaan grote stofzuigers in elkaar aan en worden modern door een ondergeschut in hun ogen
maar in Valencia lacht men veel
de vrouwen dragen de appel bruin in de ogen en de monden zijn van boven natuurlijk zinnelijke vorm en de lippen leggen enorme rijken uit over de gezichten der mannen achteloos gezeten onder zuidelijke arcaden de zaken besprekend en de loterij zeggend van veel rijkdom en veel koffie en weinig centen en goede vrouwen en dochters en zonen en ook de voetbal wordt op de voet gevolgd
in Valencia en in Herenveen lachen de mensen veel
en ik ga weg, zei de man om iets kwijt te raken
| |
[pagina 281 (99)]
[p. 281 (99)] | |
en ik zend telegrammen over de aarde van het zoeken
en ik spel de letters van het alphabeth tot een verlossend woord
en ik denk veel aan de anderen
en ik ben mij zelf wel het liefst
in Valencia en in Herenveen
en wat er door gaat in het leven
en wat het zaad tot naaktheid slaat in de velden
en wat de regen komt halen en brengen
in Valencia, Malaga en Herenveen
ik weet nu dat ik op reis zal gaan om het innerlijk prijsbeleid weer te wijzigen en nieuwe kalenderwetenschappen mij de tucht te laten aandoen en geen genade te vinden en zo weer nieuwe tijdsbepalingen zal opwerpen en de plaatsen met het zeemansoog der kortstondige bezoeker te gaan zien grijze oudheden en hoeren en in grote verten doordringen en nieuwe bergen tegen de planeten planten en de loop van enkele sterren veranderen in het almanak van mijn hart en zo de nieuwe tijddienst openen in mijn bloedgangen en voorstellingen omtrent de loop die de wereld gaat nemen in het wezen der mensen dat staat te staren achter vele ongedroomde verten en de zee van zich zelf ziet als de grot en het wonder van god zo te geraken tot de rode verdiepingen der zendstations en de menselijke stem de aether te geven tot voortplanting de tong tegen het gat van de hemel in de wonderbaarlijkheid van de vaste wet die daar heerst bij gebrek aan doorzicht en de mogelijkheid van de vlek van 't bedrog der ogen die de jaarboeken maar willen lezen en de bladzijden maar omslaan met de vingers van ongeduld achter de maagdelijke vliezen de tempels van dit nieuwe schrift zijn de karakters die lang reeds verloren gingen die ontschoten in vluchtigheid van het moment van het ik in de tijd en geen Zijn werd niet de brug en het water sloeg van ogenblik tot hartslag en beeld van god alleen de mengwezens hebben een vreemde troebele duidelijkheid behouden waar de dienst der lelijkste bevangenheden tot ontijdige luxebouw en revolutiebodems overgingen omdat maar weinigen het geduld van de stenen hebben en maar weinigen het oog zo groot dat het pyramiden kan bevatten en Mayatempels concipieren nee liever gevangenissen oude en moderne van alle gemakken voorzien en vol licht maar onontkoombaar dicht en
| |
[pagina 282 (100)]
[p. 282 (100)] | |
drek voor de ziel die een vogel is een heilige vogel die studeert de landschappen uit het hoofd leert naar het hart en opneemt in de vleugelslag en versteent tot lichtjaar.
ik ga op reis, maar liever zou ik mij willen afdrogen met de huid van een voorwereldlijk dier of als het beeld Fatima worden rondgedragen en versleten zijn van het steen van mijn huid door de aanrakingen en kussen der mensen die mij ronddragen en willen staan ook zo nu en dan in de klokrokken lach der vrouwen die mij de kinderen komen brengen en waarover ik mijn hoofd buig in verlossende zucht van zonde om daarna weer mijn gang te gaan langs het strand van de mensheid als de caballero Eeuwenoud die de ondieren slacht de voorhistorische monsters in de hand houdt en keurt op echtheid en ook wil ik eten uit de voederbakken der wijze ogen en gaan staan op mijn droomvingers om met het zeewier te spreken dot groen en zilt de wrakken der schepen en de kusten der mensen begroeit altijd op de rand van leven en dood met het oog in de afgrond der moeders en de hand aan de hals der vaders en het bloed van de een in de ander kijken en de adem van velen verzetten die ziek zijn zo ook een oog in het bloedvat werpen en opstaan langs de kanten en even meeloper spelen en vilt en schematische voorstelling zijn in acht of negen kleuren behalve de hoofdkleur die de onbedrukte stof zelf is
zo zei mij de man: als men van oudsher de koeien kent gaat men naar Zweden dat een groot land is en leest men voor uit de arithmetiek in Lund zes lezingen over het imaginaire getal het getal zelf en het Abstract Getal dat in alle mensen woont en waarvan men in China at vierduizend jaar geleden zo'n weet had dat zij de zon op ware grote zagen en na de lezingen over dit Absolute Getal dat diep ligt raadpleegt men de weerkaarten die Lund in zijn straten heeft hangen en men ziet dat de sneeuwstormen allen naar het zuiden zijn gericht en men neemt de laatste om voor de wind en met de sneeuw daar te komen men fietst dat doet men in Zweden veel want het is een groot land en zo deed ik ook
de man zei ik kwam aan de grens om haar te overschrijden maar ik had geen geld
en ik vroeg wat heeft het overschrijden der grenzen met geld te maken
men heeft mij toen terug gebracht naar Lund een stad zoals Zweden is vol binnenhuis architectuur alles wel recht en vol getallen en men heeft mij vele theorema's laten uitwerken in een rustig huis omdat ik niet geheel kalm was en gering afweek van wat gewoon heet
| |
[pagina 283 (101)]
[p. 283 (101)] | |
daarna heb ik wederom de fiets genomen en ben gegaan nu onder een goede geleide die zeer goed was want hij opende onmiddellijk zijn mond als een medemens tot hem sprak en hij begreep
hij deze geleide bracht mij de grenzen over die ik overreed hetgeen moderner is dan overschrijden
ik ben van oudsher zoals ik zei van de koeien want mijn vader was veearts en alles had heel anders kunnen lopen als dit niet zo was geweest en ik niet al heel vroeg het Getal zag waarvan de ouden het heil inzagen de chinezen en wichelaars der tijd die veel gemaakt hebben op de wereld dat nog heden stand houdt wat niet verwonderlijk is als men wéét
mijn geleider die hier de ketting om mij been spant en niet de heilige Zevenmaas ziet die ik in de vingers houd om alles gewoon te ontsluiten want ik wijk enigszins af en eet slechts rijst voorzover voorradig
eten kost tijd en kan een mens belemmeren aan te komen wanneer hij wil
eten komt er in en moet er uit
dit zo zei mij menig wijsgeer is wat de getallen verduistert en het zicht ontneemt, want waarlijk ik ben geen isme
nee de verlate Pythagoras wist dat de wilde tijd zijn cirkels kwam verstoren en waarschuwde niet voor niets: nooit op reis eten en de kring van het getal dat het in wezen is omsluitend hetgeen is en zichtbaar teken voor het geheim sparen en uitsparen binnen de tijdelijke roofhutten van dit leven
later heeft hij overal spiegels opgericht om de zon te vangen en er de mensen mee te vernielen te verschroeien en in de dwangbuis van het licht te leren denken reizen is rampen
zo ook mij dit alles te veel en nu onder stroomgeleide en wortelteken verder met de blokken van mijn gezichtsvermogen onder mijn armen diep in de oksels der dingen die de mensen toch niet zien die zeggen geen grenzen over zonder geld en dus het verband hebben gelegd
ze zijn niet gelukkig eindig ik voor dit Men
| |
[pagina 284 (102)]
[p. 284 (102)] | |
ik herinner mij de vrouw die ik nu schrijf nog jong en aan geen school ontgroeid die mij schreef van haar vriend: hij is autodidact en weet daardoor precies wat hij wil en mist dus niets
zij kwam geheel onverwacht en sprak in mij de taal en de tekens en gaf namen in mijn hart die ik vroeger gemist had de verbinding met een zéker weten zo kwam je uit het zuiden des lands uit de vrolijkste stad waar de dood zo levend in de stegen staat en oude bomen het wonder uitdoen over niets vermoedende mensen
jij wist van iets in mij dat jouw mond nooit zal spreken
met de autodidact die niets mist misschien
maar niemand zal weten welke vervulling diep in de plooien van je hart verborgen woont
een carnaval een rijke prins een toverwoord een gouden boom een gaaf dier
een overvolle vrucht aan het oog ontnomen
wij hebben de uren in die éne nacht niet geteld
een gesprek waarin de klok sloeg
de rekenaarsgezichten verloren het licht om ons heen
het was een hoog huis van zwijgen dat wij bouwden
geworteld in een diepe grauwe sloot
en soms was je Braziliaan als je zei: ik
want god is Braziliaan zeggen zij en planten de koffie niet
ik leverde in je ogen lettergreepgevechten
ik vond de ontknoping niet
er was nog niets in mij dood
en ik hing nog vernis uit in de vleugels
ik stiet op een onzegbare kern
het grijs graniet in je blik
| |
[pagina 285 (103)]
[p. 285 (103)] | |
naaktzadigen doen ons niets zei jij
meetapparaten hadden we ook wel opgesteld in de kruising der blikken
je sloeg onvermoed veel hoede om mij heen
een valkuil van vreselijke liefde
wij ontmoetten elkaar daarna nooit meer dan enkele minuten
wat in jou woont van mij ken ik niet
wat in mij woont van jou ken jij niet
dat is in jou en mij het beste wat er woont
je zult wel trouwen met een autodidact
met iemand die weet wat hij wil
die jou liefheeft en niet de plek kent die is de kern het kruis de gang de vleugel de kerk en de stervende god in je ziel die je ziel zelf is
hij zal je behoeden voor de schade die de wereld kan doen
ik zal in mij hoeden iets onschrijfbaars in je
ik zal weten het gebrek aan letters in ons
ik zal de grote onbekende in je gebaren zien
ik ben de herinneringsman de safe van alles de sleutel voor het slot dat jij en ik weten maar niet de plaats en zo de plaats dan is het slot sleutelloos of alleen maar de man die in Zweden woont en bomen kapt met een bijl en zijn kracht meet maar de mogelijkheid van meer armslag niet en het blinde blitzlicht van zich zelf is
net als jij vlak onder je huid
jij draagt de lijnen gewoon weg
ja appliqué ik ken je wel
nu je adres nog zei je tegen de morgen
koud tegen elkaar in een rood jak ochtendlicht
niets zullen we ooit van elkaar bezitten
in ons staat de beul der vrijheid
de berger en herder de schapen de hond en de ster uit het oosten alles in één vreemde hand ook ons die daarin wonen en veel zien bewegen onder ons en land tot drijfzand en water zien worden waar de anderen nog gaan
| |
[pagina 286 (104)]
[p. 286 (104)] | |
wat onmogelijk is veronderstellen
het verhaal van die Abraham die Kierkegaard alles aandeed en zijn leven nog eens gaf aan die vrouw die de vader en zoon en moeder van alles voor hem was geen theorie
imaginair alles en wereld apart
wat achter je huid woont die zacht en strak was en onaangeraakt
je zult wel kinderen krijgen
dat vergroot de eenzaamheid natuurlijk zei mij iemand
als ik Parijs zie dan staat de obelisk als alles omhoog wat er leeft over de elysische velden naar de plaats der sterren de triomf van de boog des levens tegen een parelgrijze hemel
alles vliegt er door en over
ik dacht daar zit niets achter wat woorden kan krijgen
misschien een kleurenfoto
ja van buiten het bereik voor welk diaphragma
het zand dat door de lopers loopt en zich zelf ontmoet en niet groet de loze zwaai van een saluerende hand
onverwoestbaar voor wie gezien heeft voor hij op reis ging
we gingen naar de tandarts en hij zette goud in je mond
ik nam het mee je hebt het niet gemerkt
we lagen aan de weg naar vlijmen onder de bomen gezien door allen die voorbijgingen
om ons stond de isolatie der lucht
ze schreven ons brieven over wat de lippen niet vonden
je zult veel gaan reizen, stond tegen de lucht van een spoorlijn
in Parijs zitten oude vrouwen op een bank en zien de eenheid
mijn vriend is in Italie geweest met Odyle en zij hebben met vissers gesproken en gedronken en hij heeft gitaar gespeeld van de liefde en is erg moe geweest
| |
[pagina 287 (105)]
[p. 287 (105)] | |
in Italie is veel cultuur en oud en de mensen lachen en zijn zorgeloos omdat ze weten wat honger is
die Ebro is droog op de hoogvlakte en in Zaragoza heeft zij water en alles stroomt daarin ook de droge keel van een land
de rode stenen van Burgos geven de dorst mee
ik zal je wel ontmoeten voor een kerk de Santa Maria de la Patria
jij hebt het land in je vader wonen
mijn schrift is hetzelfde
wie weet wie de vingers heeft
oude keizers de Merovingen en Karolijnen ontmoette ik in het bois de Compiègne met mijn vriend zij joegen op wild en wat de bomen loslieten die hoog
er stond de wagon van de oorlogen
dat is wat er niet meer te bewegen is aan de rem men vol roest
enkele dode soldaten spraken over een verwonding
wij zijn nog levend zie je zeiden ze
wel gewond aan de benen geraakt zonder de genade van het brood dat men ons zei in de hemel te staan en ook wel een vaderland die wij meer in enkele marketensters vonden ook geheel van het bos en de open bomen en de vurige keel van stervende vogels
en de keizers en generaals ja velen de meesten zijn nu ook dood ze liggen nog steeds in hun bed en wij verschonen hun lakens dat is zo de gewoonte ze worden met auto's gebracht en gehaald
wij wikkelen onze spoken daarin van onze laatste adem
daarom waait het hier eeuwig en zegt de boom wat niemand weet
deze oorlogswagen zal nooit meer rijden
de natuur is mooi en er wonen geen mensen
dit is ook wat de rook van een enkele cigaret ons zegt die men weggooit het bosleven is geheel ontwennend van de wereld
| |
[pagina 288 (106)]
[p. 288 (106)] | |
wij hebben nog onze voeten
take it easy net als kinderen die tekenen zonder haast
zij tekenen ons: de onbekende soldaten
zo ook jij de berger mijn hart
ik heb besloten deze wereld af te vloeien met een rol
en dit spiegelschrift lever ik per meter
de weg der illuminatie en de honger van vele meditaties in de handen die vanochtend wederom het stokbrood der ogen droegen
het zijn de stille tegenliggers op reis de grote schuldwagens die ons tegemoet rijden met zwaargewicht en overbrengingen geheel technisch op de wielen om de doodsangst en het inhaalverbod binnen kleine harten in kilometers te registreren en de glijdende helling binnen de dwingende vingers feilloos te nemen binnen het oog van een vreemd landschap vol kruisingen goede tempelieren kathedralen verwoestingen waarschuwingstekens en devaluaties: een tabula rasa vol herinneringen recht in mijn rug van de vaart der afstanden met het noorden waar iedereen woont en de regen het zout der aarde doet rotten en waarvan de treinen en vogels vertellen of het nieuws binnen een rijdend huis een modern comforthuis waar de stem der wereld zijn domeinen heeft uitgebreid van Europa met Amerika en Rusland en Afrika
jalaloelaja di allahaaah jo en gitaar en tamtam en hoge stem in de spitsen van Arabie
Allah is Groot; Groot is Allah
wie er mij volgen langs de wegen vol geluidswagens
een aandrijving per wormwiel
een motor vol filters en kopkleppen en levende vingers
het lichaam wordt gevuld met duistere beroepen en de schreeuw van nauwelijks ontkomen dieren
en in Nevers stond een klooster Saint Gildard, een moederhuis van weldadigheid met een zwarte maagd daarin met de Bernadette Soubirons la voyante de Lourdes
in 1933 werd zij heilig verklaard omdat zij zo mooi met het water kon bouwen de streekdorpen der menselijke ziel langs de weg
| |
[pagina 289 (107)]
[p. 289 (107)] | |
de magische vloed en de dronkenschap die mijn hart weegt
Henri de Montmorency is al jaren dood
de mensen van steen in de codetaal die de lichten spreken in zacht deinende coïtus met het rijdende vlak der wegen
het centraal massief vol tegenkrachten van bewegende lijnen naar onzichtbare richtingen die aangebracht staan op de zuiver geplaatste borden in leesbare letters en de afstanden uitgesteld op snelheid en weegkracht per brug en per scheurlijn en binnen de verwringingen van het absolute
oh in de rode avonden van mijn bloed teken ik jullie allen tegen mijn hemel vol lichtbundels en hijskranen om iets te laten zien iets dat beweegt door het land en ligt op de tafelbergen der eindige bestijging waar de mens knielt en de vuist heft en spugt en bidt als een donker hol in het geeuwende dier van dat oude klooster dat domineert over Severac le Chateau de historie van een volk in een overoude wereld waarvan het zand en de klei versleten zijn tot in de zure draad van het onoverkoombare en het onverbiddelijke voort gaan van tijd en de handel en de voortschrijdende naderende waanzin der electrische treinen die de mensen bouwen om het land mee om te ploegen
de monniken van dit klooster waren allemaal al lang dood
wat zij onder de grond gegraven hadden als altaar en hoofd van god en het bloedoffer der nissen ingestort
een bezienswaardigheid nu binnen heilloze Baedekers
de aarde is zeer oud in de huid van deze mensen die alle rivieren massieven bergen en dalen van Auvergne in zich getekend zien tot voorbeeld van leven
wat langzaam wegrot de wereld in hun vingers
in de sanguinische ironie der hoogronde hoofden
het jeu de boule rood onder de nagels der blikken
het geverfde gelaat van sommige heiligen
de zwoele klaarheid in de open ogen der kleine vrouwen
de magie ligt in redelijke woorden op straat
Descartes speelt in de ruggen van dit duister verstand langs de weg nog steeds zijn methode
les passions je m'en fous dans l'esprit
een heldere kaart in reportage van stromende waters
ook al slaapt heel Narbonne in het oog van gloeiende katers
| |
[pagina 290 (108)]
[p. 290 (108)] | |
ook in Perpignan hier in de cour vol etende mensen en schreeuwende Zweden zeker het bloed slaat aan de muren zeer oude vlekken
en de muren vol pleisters
en de place Araco heeft een lichttempel voor speiende mensen
en Ra staat in zevenvoud op uit de plavuizen en zit in de palmen het regent hier
wat het christendom heeft gebracht in de ziel
wat het christendom heeft verwoest in de lach van de mens
ze hebben de moren verslagen
de heldere geest in staat van heilige geest
Descartes speelt zijn methode op straat
Pythagoras leeft er zijn cijfers uit
en dit is een heilig getal
en het kruis in dit leven een imaginatie onder de steeds schijnende zon
dit is een verslag van het absolute dat woont in ieder versleten woord in iedere dode vogel in iedere nietsdoende mens
de zachte vegetaties gaan hun gang en bewaren het onverwoestbare binnen de greep van de dood
dat er nooit meer oorlog mag komen, dacht ik toen ik de kleuren in mensen, dieren, zeeën en aarde zag
en wat kan de oorlog verwoesten?
de Gallische haan kraait rood in de horizon en de stervende stieren
de mensen juichen met hun ogen vol bloed
wat kan de oorlog ons deren
is er ooit iets geheel verwoest
nooit is te zeggen wat en wanneer het laatste is
in nauwe straten leeft men het best met de kei der verharding onder de voeten
er gaat nooit iets verloren spreken de donkere ingewanden heilig binnen geblakerde ruïnes van heilige altaren van hoge kathedralen van wat nooit verloren kan gaan want de geest zweeft als toen over de wateren en kent de genade niet waar het eeuwige staat in het rokende oog der mensen en de rode aarde onder de ploeg van niets vermoedende boeren tegen de oude ruggen der bergen die het klimaat tot in de onwrikbare voeten voelen
een rauzige grit in de doodssprong der dieren
| |
[pagina 291 (109)]
[p. 291 (109)] | |
en wat de mens uitzaait over de wereld
gestalten van steen ten teken
een groot woord dat iets mist en tot god wordt onder de hand van ons doen
de dode goden langs de wegen
die gezaaid zijn en gestorven
maagden van hout die de sleutels in glimlachende middeleeuwse handen houden de kindertekeningen der dorpen tegen de wijnbergen
de brandende zon die niet te vangen is en de grond onder de voeten doet smelten en de aarde roostert en de vruchten kleur verleent en de mensen bruin
blank waren de goden en godinnen der grieken
hun gestalten en gebaren lagen tempelwijd en hoog over het land
zij waren niet meer dan Isthmos
zij zagen zich onmetelijk
zij bouwden het ideaal in hun ogen en de handen volgden het na
ik word over de wereld gejaagd en leer alle leeftijden kennen
ik zal nooit meer stil kunnen zitten
hier lopen de zwarte diensters rond met de ogen vol voedsel
daar is een luchtigheid aan het woord oui, oui pour Barcelone
afgeleefd tot in de schone versleten lakens van dit hotel
Toute la France est un hotel
de automatische registratie die werkt ergens diep in de blik der tellers en doet of zij weet heeft en het systeem onderhoudt de zo wel bekende karteeringen verricht en aan de mens punten geeft die geen omvang hebben in hun abstractie maar het leven binnen de onzichtbare grens van het levende niets hebben alsof wij ondernemen om te slagen en zouden slagen omdat wij ondernamen
het Fatum lacht in de grijns van grijze stenen en allen die oud geworden zijn
wie nooit eens vermoeid is kan dit cubisme in de dingen niet begrijpen en niet de vurige handen der vaste lijnen in de gebaren der late geliefden die redden in hun zwijgen engered weten wat verloren scheen en nu stilaan de hemel beklimmen langs de witte ladders en de walm van steriometrisch puin als hun diepste eigen foetus onder de voeten zien
in heb een vriend die vrienden verzamelt binnen de letters van het alphabeth en in zijn laatste vacantie heeft hij zoveel gereisd dat hij in Rapallo kwam en moest blijven om mr Paige de page van Pound te bezoeken met zijn rood wilde
| |
[pagina 292 (110)]
[p. 292 (110)] | |
vrouw en hij las de letters en auto's en hoorde het leven en zag de kamer en voelde het werk aan de wanden en nam papier en schreef een brief met het hoofd
dear mr Pound I am in Rapallo with your friend Page
zo weten we allen weer waar iedereen woont en zijn de adresboeken geheel overbodig
volgens de France Soir van 2 October worden de gordijnen van ijzer opgelicht liefelijke doorkijkjes van west naar oost en oost naar west
zij de mensen van weerskanten maar kijken en lachen en zwart handelen onder de sprekende woorden boven de buiken der heren die ook lachen en zwarthandelen en regeren van weerskanten
zo ten zuiden van de Pyreneeën de Costa Brava tot Barcelona overspoeld door de bandjir van vier dagen de mensen naakt aan de kant met de verbroken verbindingen in hun ogen van wij geen Europa maar als de bergen zo hard en hoog in de ontbering staan o Santiago Johannus heilige van Spanje die de openbaringen schreef langs de scheuren braaklijnen der bergen toen zij opstonden uit de oceanen een geestschrift zo duister van werkelijkheden dat geen vingerkon grijpen maar enkel het oog de verschrikking zag en de gloeiende kandelaren tegen de hemel, de schreeuwende pijn der zuilen, de vierkante hoeken der wereld de stootblokken der ziel zonder heling de verwoestende gang van zwarte paarden vol rook over het land en de weg van dit sterven door het giftige leven te boren de penis van kracht en immense tederheden in het onbegrepen lijf der aarde, de zwarte de rode, de geile de groene boom in het zachte der moeders in het baren van onder het ondoorgrondelijke licht en de ziekten van lever en nieren en de nooit gezette gebroken benen van dit kreupele volk vol trots de Españoles alles in de hand leggen o Santiago van god dit alles van de maker voorondersteld te weten.
| |
[pagina 293 (111)]
[p. 293 (111)] | |
| |
[pagina 294 (112)]
[p. 294 (112)] | |
|
|