Van Gitje en Witje. Een verhaal uit poesenland
(ca. 1930)–Willy Schermelé– Auteursrecht onbekend
[pagina 12]
| |
Witje had drie broertjes en drie zusjes, dus ze zou zes presentjes krijgen en dan nog één van Vader en Moeder. En er zouden ook nog wel wat ooms, tantes, en vriendinnetjes met het één en ander komen. En ze lagen zoo samen lekker warm.
‘Ben je al wakker?’ vroeg Miesje, haar zusje en uit het bedje, waar Witje sliep, kwamen nog twee slaperige poesengezichten kijken. Jullie zult wel denken, vier kindertjes in één bed, maar dat ging best hoor! Moeder vond zooveel bedden maar lastig en ze lagen zoo samen lekker warm. | |
[pagina 13]
| |
Een mooie kattepop...
Wip! Mies stond naast bed en wip! wip! daar stonden ook de zusjes en wip! wip! wip! daar warempel ook al de broertjes. Vlug haalden ze hun cadeautjes en je kunt begrijpen, hoe blij ons Witje was. Wat ze allemaal wel kreeg? Een mooie kattepop, een leutig fornuisje, een worst van muizenham in zilverpapier, een poppenwagentje, een serviesje en een doos kaaskoekjes. Een leutig fornuisje...
O! O! Dat vond Witje alles mooi en fijn. Ze bedankte als een net kind na ieder cadeautje en ze bedankte natuurlijk ook voor de gelukwenschen. Een worst en een doos kaaskoekjes.
Een poppenwagentje...
Een serviesje...
| |
[pagina 14]
| |
‘Mauw! Mauw! Mauw!’ zuchtte Witje gelukkig.
Toen naar Vader en Moeder! Die waren warempel al op. Witje kon wel zien, dat ze jarig was, want Vader was bezig zijn Zondagsche jas aan te doen. Ze werd door Vader en Moeder hartelijk omhelsd en kreeg van ieder een doos. ‘O! O! O!’ Witje miauwde van vreugde, want in de eene doos zat een beeldige jurk met strookjes en in de andere doos, dat was een hooge, zat een beeldig hoedje met linten. ‘Mauw! Mauw! Mauw!’ zuchtte Witje en dat beteekent in de kattentaal, dat je echt gelukkig bent. Ze omhelsde Vader en Moeder blij, bedankte ze en ging zich toen gauw kleeden. Ze had wel graag de nieuwe jurk aangetrokken, maar dat was beter van niet, omdat er op school inkt of krijt op kon komen. Maar erg was 't ook niet, want om twaalf uur kwamen de vriendjes mee eten en 's middags theedrinken en dan mocht ze de jurk immers aan hebben. 't Was dien morgen echt feestelijk. Je kon aan alles zien, dat Witje jarig was. De tafel was met bloemen versierd, ook haar stoel en van die goede, oude Ziep kreeg ze zoowaar een mooi kopje en schoteltje. Grappig, het handvatje of oortje was een klein poesje, dat net van de melk leek te snoepen. Natuurlijk kon Witje bijna niet eten. Dat zou wel niet erg zijn, want als ze 's middags thuis kwam, moest ze veel honger hebben, omdat er een groot feestmaal was. | |
[pagina 15]
| |
Op school was 't ook al zoo fijn, want natuurlijk mocht Witje trakteeren en de juffrouw las een mooi verhaal voor. Ze kreeg van de juffrouw een griffel en een zakje katjesdrop. Katjesdrop, waar gewone menschenkinderen ook veel van houden, vond Witje fijn. Maar ze mocht 't niet onder de les opeten. ‘Hebben jullie wel goed honger?’ vroeg Witje angstig, toen ze de school uitgingen. Want, stel je voor, Moeder enMaar ze mocht de katjesdrop niet onder de les opeten...
Ziepie hadden zooveel gekookt, gebraden en gebakken, dat 't zonde zou zijn, als 't niet opging. ‘Miauw! Reusachtig!’ werd er gemauwd. ‘Miauw, Op school mocht Witje trakteeren.
ik heb van morgen juist niet gegeten,’ zei Grijsje, een flinke kattenjongen. Nu, dan was Witje gerust. Eerst gingen allen even naar huis, omdat ze in hun Zondagsche jurk wilden gaan en ook de jongens deden hun beste pakje aan. Maar, toen ze een half uur later thuiskwamen, bij Witje, stond deze klaar om te ontvangen daar ook in haar nieuwe jurk. Jammer alleen, dat ze in huis haar hoed niet kon opzetten. | |
[pagina 16]
| |
Een steenen muis, die voor spaarpot diende...
Je bemerkt wel, dat katjes ook heel ijdel kunnen zijn. En wat Witje nu wel allemaal kreeg? Worstjes, roomwafels, kaasbroodjes, een nieuwen rosen staartstrik, een halslint, een steenen muis, die voor spaarpot diende, een wollen konijntje, neen, te veel om op te noemen. En toen ze al haar lekkers had opgestapeld, was ze al weer bang, dat alles niet zou opgaan. Maar gelukkig, er waren heel wat poesen in Witje's huis bijeen. Er stond een heel groote, lange tafel, die van af de straat vóór door de kamers tot achter bij de tuindeur reikte. Als jullie dat daar eens had gezien, al die kattenkinderen zoo aan tafel, neen maar... Ze aten allen héél netjes en vonden het eten heerlijk. Ziepie, de keukenpoes, was in 't zwart en wit gebloemd en bracht samen met Grijpje, de noodhulp, alles binnen. En Witje genoot, omdat ze 't allemaal zoo fijn en mooi vonden. ‘Als jullie allemaal je borden steeds leeg eet, dan komen er vanmiddag een goochelaar en een fluitspeler,’ beloofde Vader. Ziepie bracht samen met Grijpje alles binnen.
| |
[pagina 17]
| |
Nu van zulk lekker eten, als ze nu bij Witje kregen, konden ze natuurlijk allemaal hun bord wel leeg eten, en zoo'n goochelaar en fluitspeler wilden ze niet misloopen. ... en de taart...
En toen de taart binnenkwam.... Hemeltje, wat juichten toen al die poesenkinderen. Er kwam geen eind aan. Alle muizestaartjes zaten er weer precies zoo in, heerlijk zoet van gelei. Er zaten nog | |
[pagina 18]
| |
Ziepie, die af en toe limonade bracht, was heel trotsch.
torentjes jam boven op de staartjes en heel in 't midden brandden in een grooten berg room de zes kaarsjes. Op de groote schaal rondom de taart lag voor ieder een muts in een zilverpapiertje en langs den rand van de taart staken vlaggetjes, waarvan ook voor ieder één was. ‘Laten we haar tot de thee bewaren en zoolang midden op tafel zetten,’ riep Witje. ‘Ja, we hebben nu toch geen honger meer,’ miauwde Grijsje, 't dikke poesje, vroolijk. En hij kon het immers weten, omdat hij dien morgen niet had gegeten! ‘Hè ja, dan zien de ooms en tantes het ook nog,’ mauwde Witje weer. ‘Als allen 't goed vinden,’ zei Moeder, ‘dan vind ik het ook goed.’ En zoo gebeurde. 't Was ook bijna zonde zoo'n mooie taart op te eten. Maar ja, straks zou 't toch gebeuren, want daar was de taart voor gemaakt. Nu prijkte ze echter tot theetijd nog op tafel en terwijl de tafels weggeruimd werden, gingen de poesenkinderen in den tuin en speelden daar van alles. Ziepie, die al weer in de keuken alles omwaschte en af en toe limonade en chocolade met wafels binnen bracht, was heel trotsch. ‘'k Ben blij, dat ze alles zoo lekker vonden,’ zei ze steeds. Nu en ze mocht ook wel een beetje trotsch zijn, want ze had den vorigen dag hard genoeg gewerkt. | |
[pagina 19]
| |
's Middags werd eerst met de toeters en de papieren mutsen op, een optocht om de taart heen gehouden en de fluitspeler speelde allerlei leuke deuntjes. Daarna zette Vader 't mes in de taart en begon de porties te verdeelen. Toen 't zoover was, kwam de goochelaar, die heel wat schrik veroorzaakte door af en toe de porties weg te tooveren. Maar gelukkig kreeg ieder poesenkind zijn deel weer terug. Ook de andere presentjes van Witje goochelde de toovenaar weg en liet ze dan heel ergens anders terugkomen. Daarna tooverde hij voor Witje een grooten suikerappel en toen ging hij weg. Gitje's moeder was ook nog gekomen en genoot van alles mee. En toen bedacht Witje plots, hoe eenzaam Gitje thuis in bedDaarna tooverde hij voor Witje een grooten suikerappel...
lag. Ze vroeg Moeder een flink stuk taart en wat lekkers en bracht dat vlug bij Gitje. Moeder vond het erg lief van Witje en ook Gitje's moeder, die het had gezien, vond Witje toch een echt lief poesenkind. En zooals jullie weten, Gitje zelf vond het ook lief, want hij beloofde ten minste beterschap. En 's avonds toen Witje naar bed ging, zei ze: ‘Hè, er moest iederen dag één jarig zijn.’ En dat wenschten dien avond alle andere poesenkinderen ook. En 's avonds toen Witje naar bed ging...
|
|