Ick legh op een Reede ten Ancker, mijn Touw breeckt stucken, en mijn Ancker is blindt.
DE Wint is ruym en goet, laet vallen de Fock, stoot uyt jou voor Mars-zeyl, stoot uyt groot Mars-zeyl, los jou Besaen in de Gy, los jou Blind, los jou Kruys-zeyl, breet jou Blind, los jou boven Blind, los voor Bram-zeyl, los groot Bram-zeyl, heys al jou Zeylen op, voor en after in Top, en setse Kant, geef op jou Fockehals, hael jou Schooten after aen 't Ancker-stock. Ick hou mijn groot Zeyl in de bant, om reden dat het Schip beter voortganck sal maecken, door 't Water recht voor de Windt, alsof het Zeyl der by stont. Want dan soude de voor Zeylen, blint leggen. En oock so stuert het Schip beter met de voor Zeylen. Nu moet ghy imagineren dat de Schooten altemael voor gehaelt zijn, en de Zeylen in Top, ende dan so is het Schip hier Compleet voor de Windt.