Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermdVolière.aant.De vogels hokken saam in de volière,
Eén hupt er van zijn stokje naar den grond,
en pikt in 't zand of hij een zaadje vond,
Het vogelvoerrantsoen is hun misère.
Een groene kakatoe houdt hen er onder,
Die speelt brutaal de baas in 't vogelhuis
en vreet veel meer dan al de and'ren thuis,
Hij gapt de klontjes - jullie doen 't maar zonder.
Ze mogen ook niet fluiten wat ze willen,
Vooral 't parkietenpaar met den gebogen neus
heeft haast geen leven bij dien laffen reus,
Die zou hen na 't ontveren, 't liefst nog willen villen.
| |
[pagina 224]
| |
Het puttertje moet heel den dag door zwoegen,
Dat trekt het water met zijn bekje op,
De kakatoe slorpt alles in zijn krop
en nooit is het dien beul nog naar genoegen.
De weduwvogel laat de pluimstaart hangen,
Haar lieve man viel aan den afsluitdijk,
Hun leven was zoo best, al hadden ze 't niet rijk
Nu zit ze eenzaam in haar smart gevangen.
De sijs is steeds rebelsch, laat die maar loopen,
Die heeft van allemaal het scherpste oor,
Hij neurt om kwart voor twee: ‘wees stil nu, hoor
't Is Purmerend’ - de grond van al hun hopen.
't Kanariepietje (vrees'lijk is 't te zeggen)
Tript dag en nacht de groene achterna.
Piet-piet, let op, wat ik nu zingen ga:
Ik moet als eerebruid een eitje van hem leggen.
De vogels hokken samen - en zij droomen
van 't gouden uur van d' overwinningsdag
waarop een elk weer vogel wezen mag
en trillers jub'len zal in Hollands boomen.
|
|