Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam.aant.Het was een grijs, een rechthoekig plein
met aan één zijde een klein plantsoen.
een carillon speeld' het refrein:
een oude stad, een oude roem.
Het Damrak aan de noorderzij
lag blikk'rend in de helle zon,
maar feller flikkerde het IJ,
een schip voer weg, een vliegtuig klom,
meer zuidwaarts van de stad omhoog
en boog de bocht der grachten na,
eer 't westelijk naar zee heen vloog.
En zeven torens wezen met
hun kanten spits den hemel in
en alle menschen zagen het,
dit was een nieuw en schoon begin:
Een havelooze, zwarte drom
gevang'nen stroomd' over den Dam.
(Maar trotscher dan een koning kon,
zoo liepen zij en vrijer dan
een naakt kind loopt in zee en zon.)
Toen vielen alle stemmen stom
en één stem zei: Dit 's Amsterdam...
Zoo zacht alsof hij fluisterde...
Maar plots barstte als een klaroen
het volk los, dat luisterde:
- Dit 's Amsterdam, het groote hart
van Nederland, belaagd, gesard,
vernederd en met bloed bemorst!
Toen voer er ziel in ieder ding,
een vogel sloeg in ieders borst
en elkeen dacht verbaasd: Ik zing...!
De stad lag stil of 't Zondag was,
en tot een God'lijk doel gewijd,
als toen het volk in staking ging
| |
[pagina 202]
| |
en door de pijn die d' ander lijdt
van eigen pijn en smart genas.
En donderend steeg uit de troep
gevangenen, als een signaal,
de hooge roep: ‘Gerechtigheid!’
uit duizend kelen... Maar één taal
was het en wie daar stond,
vernam de echo in zijn hart.
En Neêrlands volk, gepijnd, gewond,
geplaagd en tot den dood gesard,
scheen in een nieuwen dageraad,
tot schooner bloei te zijn ontwaakt.
‘- O God, Uw vinger schrijft dit werk,
Gij hebt uit niets Uw oogst gemaakt
en als Gij zegt: “Het is,” zie 't staat!
En wat Gij aanraakt, draagt Uw merk...’
En zeven klokketorens slaan
hun tonen aan tot dit gebed
en allen die daar samen staan,
zij hooren en beamen het,
(Uit Celdroom).
|
|