Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Stalingrad, september 1942.aant.Voor Alexander Werth. Zwarte smook strijkt over de rivier.
Regen striemt door d'eerste winterkou.
Bij het water staan een oude vrouw
en een kleine blonde pionier.
Zakken vullen zij met oeverzand,
borstweer voor de sterke barricaden,
waar het werkersbataljon houdt stand,
handgranaat paraat, geweer geladen.
Mannen knielen bij een mitrailleur
in een grijzen nevel van beton,
en de korte loop van een kanon
vuurt barsch blaffend langs een kelderdeur.
Stuka's komen gierend neergedoken;
in een puinstraat explodeert een bom;
negen Sovjet-burgers komen om:
negen burgers worden straks gewroken.
Want daar zwenken zwaar en triomfant
Nieuwe tanks door 't hek van de fabriek;
hun gedaver is een krijgsmuziek;
Ziet - met vrouwen zijn zij goed bemand.
Stalingrad stort in en schiet
en vecht door met dynamiet.
Strijdtumult zwelt tot een koor:
Nazi's komen hier niet door.
En de wereld vraagt verbaasd:
Hoe kan 't zijn, dat men welhaast
nimmer zag zóó kloek verweer?
Waarom zijn juist zij zoo zeer
heldenmoedig? - En dit is
't antwoord der geschiedenis:
Ziet, zoo leven communisten,
ziet, zoo strijden communisten,
ziet, zoo sterven communisten
voor hun sterke ideaal,
voor der vrijheid zegepraal.
| |
[pagina 76]
| |
Ziet, zoo vechten waarlijk vrijen
voor hun machtige fabrieken,
voor hun kunst, hun boekerijen,
voor hun parken, hun klinieken
voor hun huizen en hun pleinen,
voor hun lichte sportterreinen,
voor hun bosschen en hun stroomen,
voor hun dapp're toekomstdroomen,
voor het latere geluk
van hun kind'ren, vrij van druk.
Ziet, zoo vechten Sovjet-helden,
ongenoemden, ongetelden,
voor hun Russisch vaderland,
voor hun dierbaar Wolga-strand,
voor hun eigen rooden staat,
voor hun roemrijk Stalingrad.
|
|