Het dagboek van Schermerhorn
(1970)–W. Schermerhorn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 902]
| |
Bijlage VGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 903]
| |
camera, zooal geen verdeeldheid, dan toch aanzienlijke wrijving ontstond. Die was sedert de aankomst van prof. Verzijl eer toe- dan afgenomen. Wij betreuren het vertrek van deze heeren niet. Wie dit werk begint, moet het doen met onuitputtelijk vertrouwen en nimmer falend geloof in een nieuwe toekomst op de basis van Linggadjati. De fout ligt niet bij de beide hoogleeraren, maar bij de Nederlandsche regeering, die, blijkbaar in de verwachting van Linggadjati alsnog een ‘nationale zaak’ te maken, twee figuren aanwees, die deze fundamenteele instelling volkomen misten, Dat kon nooit goed gaan. Na de 1e kamer-rede van den heer Jonkman, waarin de minister o.a. zeide dat hij zijn pogingen opgaf om de oppositie te overtuigen, en aldus de ‘nationale zaak’-werkbasis opgaf, was het alleen nog de vraag, wanneer de heeren zouden vertrekken. Nogmaals: het zou schromelijk onrechtvaardig zijn deze beide bekwame Nederlanders van dezen gang van zaken een verwijt te maken. De fout ligt primair in den Haag. Hiermede komen wij nu vanzelf tot den heer De Boer. Wij gelooven, dat de achtergrond van den stap, die hij genomen heeft in de eerste plaats terug te voeren is tot een scherpe reactie op hetgeen zich afgespeeld heeft sedert Linggadjati werd geparafeerd. In de eerste (niet in de voornaamste) plaats een persoonlijke, emotioneele reactie: hetniet-politieke lid van de commissie-generaal is diep onder den indruk gekomen van de wijze, waarop de groote ‘men’ in Nederland niet slechts de bekwaamheid en goeden wil van hem en zijn medeleden, maar hun integriteit en vaderlandsliefde in twijfel stelde. Wie zich alleen herinnert hoe op de grofste wijze is geïnsinueerd, dat de heer Van Mook en de uit Nederland gezonden vertegenwoordigers der regeering persoonlijk rechtstreeks belang zouden hebben bij Linggadjati, weet geen tiende van wat er alzoo over deze met de hoogste verantwoordelijkheid bekleede figuren is gezegd. De heer De Boer is van deze ‘critiek’ zeer onder den indruk gekomen. Hij wist dat ze bestond - maar hij had nooit aan den lijve ondervonden, wat het geestelijke gepeupel der natie bij gelegenheid aandurft. Hij was nu niet langer in de rol van den toeschouwer, die het hoofdschuddend aanziet: hij zat er middenin. Wij willen dit aanstippen; wij gaan er niet verder op in. Wat belangrijk was, is dat door de ontwikkeling der gebeurtenissen het goede moment om met een schoone lei te beginnen voorbijging. Dit is veler opinie. Toen de regeering zich aan de motie-Romme gebonden had, was er, als wij het goed begrijpen, voor hem ook geen wijken meer. Hij was voorstander, en van harte, van Linggadjati; men had echter dit Linggadjati, althans wat het voor hem impliceerde, nu van zijn beste perspectieven beroofd. Nu echter eenmaal een koers vastgesteld was, behoorde men die ook te volgen. Voor wie zoo nu en dan wel eens iets uit de omgeving van de commissie-generaal verneemt, heeft de volgende hypothese veel aantrekkelijks: de heer De Boer meent dat het prestige van de regeering onmogelijk gediend kon zijn met een compromis, vulgo een terugkomen op haar beslissing - hoezeer zij die beslissing op zichzelve mocht betreuren. Dit standpunt schijnt uiteindelijk geleid te hebben tot den thans gepubliceerden, maar reeds eenige dagen geleden genomen stap. Wij zeggen het met diep verdriet (en met volledig begrip naar wij hopen | |
[pagina 904]
| |
van een volstrekt open en eerlijk karakter als dat van dezen man): deze stap verraadt een tekort aan besef van publieke verantwoordelijkheid. Men kan niet uit dit schuitje stappen zonder brokken te maken. De ontwikkeling van den toestand legt een zwaarder last op de commissie-generaal dan zij had kunnen hopen: dat bij de toch al ontzaglijke moeilijkheden, waarvoor zij zich gesteld ziet, nog andere worden gevoegd, die haar hadden kunnen blijven bespaard, is jammer - maar, als het zoo, is zal men ook dit moeten nemen. De heer De Boer heeft dit niet gedaan. Dit is de essentie van het publieke ambt, en zij teekent zich scherper af naarmate de verantwoordelijkheden stijgen, dat men zich niet steeds kan veroorloven te handelen naar persoonlijke overwegingen, hoe belangrijk en respectabel die ook zijn. Wij weten dat het succes, dat hij hier mee in bepaalde kringen zal oogsten, hem in den grond der zaak evenveel of even weinig interesseert als de laster, waarvan hij zijn deel heeft gekregen. Hij had, juist omdat het er thans meer dan ooit op aan komt dat zij, die van goeden wille zijn, het uiterste geven, zich niet moeten verwijderen van zijn medeleden. Hij speelde in de commissie een welhaast unieke en onvervangbare rol als man uit het bedrijfsleven, die Indië kende. De verplichtingen, die hem dit oplegt, had hij niet mogen afsnijden, tenzij zijn inzicht terzake van Linggadjati was gewijzigd. Dat is niet het geval, voor zoover wij weten. Naar onze meening had de heer De Boer deze stap niet mogen doen. Wij respecteeren zijn motieven, maar niet zijn besluit. | |
Indonesische waardeeringAneta had gelegenheid uit den kring der Indonesische delegatie te vernemen, dat men het daar ten zeerste zou betreuren, indien de stap van den heer De Boer, wiens goed Nederlandsch standpunt men steeds evenzeer als zijn rechtschapen ontvankelijkheid voor de zienswijze en de gerechtvaardigde Indonesische verlangens heeft gewaardeerd, zou leiden tot zijn ontslag. Men wees er Aneta op, dat juist het feit, dat de heer De Boer, die de Nederlandsch-Indonesische verhouding niet slechts volgens haar politieke mérites, doch in nuchter-realistischen zin placht te beoordeelen, zich ten volle achter het resultaat van Linggadjati kon scharen, voor Indonesische beoordeelaars van beteekenis is geweest. |