kloosterleven. Wel heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het notenapparaat van Brinkerinks editie van handschrift d. Enkele corrupte tekstplaatsen in handschrift dv konden met behulp van deze editie worden gereconstrueerd.
Er kon hier slechts een klein aantal van de tientallen viten worden opgenomen. De keuze is gevallen op de meest verhalende en boeiende. Verder heb ik getracht een staalkaart te bieden van de verschillen in sociale achtergrond, voorgeschiedenis, tijd en verhaalstructuur. De vite van stichter en eerste rector Johannes Brinckerinck mocht mijns inziens niet ontbreken, enerzijds omdat hij zo belangrijk was voor de religieuze sfeer in Diepenveen, anderzijds omdat deze in het kort de stichtingsgeschiedenis beschrijft. Het tweede deel van deze vite, bestaande uit losse anekdotes en uitspraken, is vanwege het onsamenhangende karakter niet opgenomen. Ook uit de vite van Katharina en Griete van Naaldwijk zijn twee gedeelten weggelaten, omdat het in feite op zichzelf staande teksten zijn: een visioen van Hendrik Mande dat na het relaas over de dood van Griete is ingelast en de bruiloftsallegorie waarmee de vite van Katharina eindigt. In de vite van Liesbeth van Heenvliet is het ingelaste levensverhaal van Griete Greven niet meevertaald.
Tot slot heb ik de prettige plicht Ludo Jongen, Thom Mertens, Martine Meuwese en Hubert Slings te bedanken voor hun uiteenlopende bijdragen aan dit boekje.