den gekregen, verspreidden zij zich onder het volk, dat hun wijn te drinken gaf; in de steile straatjes sprongen de Duitschers in rijen arm in arm met de ambachtslui en de joelende vrouwen. Tamalone, die de eerste vroolijkheid had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte, er werd gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien ganschen dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld.
Toen het later werd en in het gewemel tusschen de lage scheemrige huisjes slechts de scharlaken en gele kleederen en de mutsen der vrouwen nog het lichtste waren, trad Rogier met zijn brigadier en een burger, door de twee tamboers gevolgd, uit het stadspaleis om naar de soldaten te zien. Waar hij kwam hield het dansen en springen op, de juichkreten klonken hem zonderling fel in de duisternis.
Doch rustiger was het in de straten waar de breede rijkere huizen stonden met hun deuren, donker en klein, hecht gesloten; hier gingen geen menschen en druischte het rumoer verzacht slechts uit