| |
| |
| |
16
Het verhaal van den jongeling
Je weet soms niet wat het is waarom je je tot iets aangetrokken voelt, iets waar je nooit aan gedacht had en wat je ook niet kende. Het is nu toch al twee jaar geleden dat ik het voor het eerst hoorde en het zit nog altijd in mijn hoofd, even nieuw, zoodat ik het soms fluit zonder dat ik het weet. Met Mary is het ook zoo. Ik hoor het haar weleens neuriën en als ik dan vraag: Wat zing je daar? kijkt ze verwonderd. Het is een maat die je nooit vergeten kan. Ja, het is ook het mooiste wat ik ooit gezien heb, zooals die Spanjaarden dansten, en als het niet om Mary was zou ik misschien nu nog danser willen worden. Een mooi baantje zal het wel niet zijn, daar heeft Mr Sedge me genoeg van verteld, van de eene music hall naar de andere, met weinig verdienste, veel nachtwerk, dat zou je niet kunnen doen als je een meisje hebt waar je voor voelt. En toch vind ik het geweldig, ik kan het niet helpen, met niets te vergelijken, dat is een van de dingen die ik het liefst zou willen, zoo te kunnen dansen. Maar alleen zooals Moralis, niet zooals je het anderen ziet doen in de halls. Ik heb weleens gedacht wat het verschil is, maar
| |
| |
dat kan je alleen voelen. Het een is echt, het ander namaak. En hoe dat komt? Mr Sedge heeft het ons vroeger dikwijls uitgelegd, maar als we er over praten zien we wel dat we het ware toch niet begrepen hebben. Wij zijn het zelfs niet eens over het tempo. Mary wil het vlugger dan ik en zij legt den nadruk op den eersten toon van het begin, ik op den derden, zachter dan zij. We waren er allebei toen we het voor het eerst hoorden, maar ik heb het zeven keer gehoord, zij maar vier.
Ik was toen vijftien en nooit in een music hall geweest. Op een avond, toen ik een brief voor mijn moeder naar de bus had gebracht, ging ik door de High Street, Brixton, en in de vestibule van de Star zag ik een foto van Senhor Moralis met zijn partner. Het gezicht van hem trok mij dadelijk aan, iets in de oogen. Toevallig had ik mijn geld niet thuis gelaten, zooals ik altijd deed als ik 's avonds even uitging, en ik nam een ticket. De menschen keken naar mij omdat ik toen niet groot van stuk was. Ik had promenoir en daar het niet vol was kon ik aan den zijkant vooraan staan, dichtbij het tooneel. Later hoorde ik dat Mary en Jane aan den anderen kant recht tegenover hadden gestaan. Naast me stond een heer, die me bij het uitgaan aansprak, dat was Mr Sedge, een architect, die in Frankrijk gewond was aan het been zoodat hij mank liep.
Eerst waren er acrobaten, daar vond ik niets aan, gevolgd door drie girls, ook niet bijzonder. Toen het gordijn weer openging had ik het in eens geweldig te pakken. Het leek heel gewoon, maar ik wist niet wat ik zag. Het
| |
| |
was een stomme mode-dans, zooals Mr. Sedge zei, maar de senhor bewoog zich net of hij aan onzichtbare koorden getrokken werd en het was of daar de maten uit kwamen, niet uit het orkest. Dat gevoel, of hij bestuurd werd door iets dat ik niet zien kon, is me bij gebleven. Je kan er van op aan dat ik iedere beweging gezien heb, op zijn partner, de dame, kon ik haast niet letten. Ik heb ook nooit geloofd, ook later niet, toen ik ze meer had gezien, dat zij het was die danste. Ik druk me niet goed uit, want natuurlijk danste zij wel, maar alleen omdat hij het deed. Daarna deden ze weer een mode-dans en nog een anderen. Ik keek in de zaal beneden en ik zag dat alle menschen met uitgestrekte halzen zaten.
Toen begon die groote dans, koninklijk, zou ik willen zeggen. Ik zag niets anders, geen tooneel, niets, alleen die twee. Van het oogenblik dat ze voor kwamen leek het of ze geen vloer onder zich hadden. Met dien eersten toon ging zijn hand langzaam in de hoogte en de hare, wit en veel kleiner, volgde. En bijna tegelijk, maar ik zou zeggen iets later, ging de eene voet op. Toen vergat ik op te letten omdat ik heelemaal meeging met de maten, de buigingen, de bewegingen van de handen en de voeten. Het was gedaan voor ik het wist en ik had er een gloeiend hoofd van. Uit de zaal kwam een geweldig rumoer op, je hoorde onder de stemmen ook menschen die de maten floten.
Ik bedacht mij nog even of ik blijven zou, maar ik had geen zin nog iets anders te zien, dus ging ik maar weg.
| |
| |
Die manke heer, die naast me de trap afging, nam mijn arm. Hij vroeg hoe ik het vond. En toen wij buiten waren zei hij dat hij met me mee zou loopen, hij woonde aan Clapham Gommon, iets verder dan ik. Waarom vond je het zoo mooi? vroeg hij. Zooiets kan je immers niet dadelijk zeggen, ik zei dat ik niet had kunnen denken dat het bestond, of men het nu dans noemde of wat ook, en dat ik het nooit zou vergeten. Ik geloof dat ik erg hard sprak, want hij wou dat ik bedaard zou blijven. Ik zei ook dat ik mij vast voornam een guitaar of een banjo te koopen om het na te spelen. Hij vertelde me dat hij zelf altijd sterk onder den indruk kwam hoewel hij ze toch dikwijls gezien had, want hij volgde ze al een jaar lang van het eene restaurant naar het andere. Wat dansen is weet iedereen, zei hij, maar niet wat maten zijn. Heb je wel gehoord van dien ouden heer die tegen een jongen man zei: Dans jij maar, al dansende kom je in de hel? Ik verzeker je dat een man, die zooals deze Spanjaard de maten in zijn hart heeft, gerust naar de hel kan gaan, daar danst hij even goed.
We praatten er den heelen weg over en uit hetgeen hij zei begreep ik dat ik een boel kleinigheden niet opgemerkt had. Daarom wou hij dat wij samen nog eens zouden gaan, naar de Zaterdag-matinee. Graag natuurlijk. Ik was zoo opgewonden dat ik tot na vieren wakker lag en den volgenden morgen op kantoor had ik mijn hoofd niet bij het werk.
Zaterdag kwam hij me halen van mijn boardinghouse
| |
| |
en hij vertelde mij veel van het dansen, waar hij een studie van gemaakt had. In oude tijden behoorde de dans bij den godsdienst, bij de wilde volken is dat nog zoo. Vroeger geloofde men dat rhythme de adem van den Schepper was en daarom kregen de ingewijden, die den geest in zich voelden, een geregelde maat in het lichaam. Een gewoon mensch bewoog zich gewoon, maar zoodra hij door den geest bevangen werd deed hij alles op rhythme. Het rhythme is de wijze waarop het wonder beweegt en daarom is het niet te begrijpen. Ik heb er veel over nagedacht en ik geef toe dat het nog altijd een raadsel voor me is.
Het was nu stampvol in The Star. We hadden plaatsen in het parterre en Mary en Jane, die ik toen nog niet kende, kwamen naast Mr Sedge te zitten. Hij was dadelijk met ze in gesprek, zij zeiden dat ze voor den tweeden keer kwamen, alleen voor die Spaansche dansers. Het publiek was vreeselijk rumoerig, zooals altijd op Zaterdag, zei Mr Sedge. Bij ieder nummer werd razend geklapt en bij de zangnummers zongen de menschen mee. Maar toen Moralis opkwam werd het ineens stil.
Bij de mode-dansen keek ik nu ook naar de partner, die kleiner was dan ik had gedacht, heel tenger, en zij bewoog zich ook moe en kwijnend. Toen kwam dat Spaansche menuet. Dadelijk hoorde je het rhythme onder de menschen in de zaal, alsof de voeten niet stil konden blijven, maar heel zachtjes en langzaam, en precies in de maat. Ik voelde het zelf ook. Dezen keer keek ik scherper toe dan dien avond. Toen was alles onverwacht voor me,
| |
| |
maar nu zag ik hoe fijn de bewegingen waren, sierlijk, gemakkelijk, en hoe licht de voeten gingen. Soms was het alleen de hand die een buiging maakte, maar je voelde dat de twee dansers heelemaal mooi waren, heelemaal gelukkig. Heelemaal misschien niet, daar kon Mary wel gelijk in hebben toen ze zei dat ze anders niet zoo donker uit de oogen zouden kijken. En Mr Sedge dacht ook dat het pijn doet als het rhythme zoo diep zit.
Toen ze gedaan hadden was er een ontzaggelijke opwinding, boven en beneden werd gezongen en geschreeuwd. De dansers moesten dikwijls terug komen, je kon zien dat ze moe waren. Mr Sedge en ik gingen weg, de meisjes ook. En buiten vroeg hij of wij mee gingen naar een tearoom.
Daar hebben we lang gezeten, een elk had er zijn meening over, maar we waren het er toch over eens dat het geweldig was. Ik heb Mary toen pas leeren kennen. Telkens en telkens neuriede zij de maten van dien dans en met de punt van haar schoen deed zij de pasjes op den vloer. Zóó zou ik altijd willen dansen, zei ze. En dat was het eerste waarin we elkaar begrepen.
Wel voelde ik me vrijer en vroolijker, maar ik wist nog niet wat ik van die dansers geleerd had. Ik was verliefd op ze, zoo zeg ik het misschien het beste. Bij al wat ik deed, op kantoor, in de bus, overal dacht ik aan ze. Ik ben nog eens naar The Star geweest en toen ze daar niet meer optraden kwam ik gauw te weten waar ze waren, dat was in The Windsor, een eind van mijn huis, maar daar ben
| |
| |
ik toch ook op een matinee geweest, met Mary, bij wie ik toen al thuis kwam. Wij waren het er over eens dat dit het mooiste was wat we ooit gezien hadden. Mary is godsdienstig en ze vond me overdreven toen ik zei dat ik aan dien dans meer had dan aan een preek, maar ze moest toegeven dat hij toch meer indruk op ons gemaakt had en dat wij er meer over dachten. Niet de dans eigenlijk, maar de maat. Ik kocht een banjo op afbetaling en om beurten speelden we die maten na. En daarbij bleek dat wij er ieder onze eigen opvatting van hadden, zij vlug en vroolijk, ik langzaam, plechtig. Maar als ik op Zaterdagmiddag bij haar thuis kwam speelde ik het om haar een pleizier te doen zooals zij het graag wilde en dan probeerde zij de passen en bewegingen. We wisten gauw dat we het nooit zullen leeren, hoe kan dat ook als je in een heel andere omgeving leeft, ik op een kantoor en zij in een winkel? En toch blijven we het heerlijk vinden.
Ik voelde me lang aangetrokken tot die senhor en ik kwam te weten waar hij woonde, Drummond Street. Daar ben ik eens langs geloopen. En toen ik hoorde dat ze in een restaurant optraden, een jaar later, dicht bij King's Cross, ben ik daar ook nog tweemaal geweest. Ik kon er niet genoeg van krijgen. Alle beide keeren was Mr Sedge er ook. Hij sprak niet veel, hij lachte maar. Op een avond wachtte ik buiten Flanders tot de dansers naar huis zouden gaan. Mr Sedge zag me en kwam naar me toe. En toen die dansers buiten kwamen volgden we ze. Mr Sedge zei: Waarom loopen we ze na? of is het een dansmaat
| |
| |
die wij naloopen? Ja, ik vond het eigenlijk ook wel gek.
Later hoorde ik dat ze niet meer bij Flanders optraden en dat ze verhuisd waren. Ik wou toch weten waar ze dansten en ik heb ze gezocht, ze woonden toen in Albion Street, ik dacht niet dat ze zoo arm waren. Maar hier waren ze ook vertrokken.
Ook als ik ze nooit meer tegenkom weet ik wat ik van ze geleerd heb, dat ik me vrij voel en me bewegen kan. En ze hebben me een rhythme gegeven waar ik altijd aan zal denken.
|
|