| |
| |
| |
17
Het verhaal van het buurmeisje
Ik begrijp niet wat er toch tegen kan zijn dat ik naar een dansclub ga, alle meisjes die ik ken doen het. Van moeder zou het wel mogen, maar grootvader zit er achter, hij heeft zelfs verboden dat ik er nog over spreek. Hij verbiedt ook alles en moeder doet wat hij zegt. Hij kan zoo honend spreken over het dansen en dan komt hij altijd met dienzelfden onzin aan: Ja, Berendientje, kind, ik heb al veel onheil zien aanrichten door het dansen, het geeft niets dan zedenbederf. En dan vraagt hij nog waarom ik zoo onverschillig tegen hem doe. Ik kan hem gewoonweg niet uitstaan en hij komt iederen dag bij ons. En moeder zegt maar ja op alles wat hij wil, maar ik weet veel te goed dat ze heel anders zou antwoorden als hij niet haar vader was. Ik zou wel eens willen weten wat voor onheil hij heeft zien aanrichten. Omdat hij vroeger een jongen in de kost heeft gehad die met het dansen straatarm is geworden, is dat al? Als je er moeder naar vraagt dan merk je wel dat zij heel anders over dien jongen dacht. Het is ook niets dan zurigheid van grootvader, omdat hij zelf nooit gedanst heeft. Prettig zal het geweest
| |
| |
zijn zoo iemand voor leeraar te hebben. Hij mag voor mijn part pruimen gaan plukken, als ik stilletjes kan dansen zal ik het niet laten.
En daarom kom ik ook graag bij de oude mevrouw Hadee tegenover, moeder hoeft me heusch niet te zeggen dat ik haar wat gezelschap moet gaan houden omdat ze zoo alleen is. Ja, als ze heelemaal alleen in huis is zit ze zeker te treuren, want ze heeft het hard genoeg gehad met de ziekte van den ouden mijnheer. Maar soms zit ze niet alleen, er komt wel eens iemand, het meest mevrouw Beel, en dan hoor je ze praten over vroeger, ze moet veel vrienden en kennissen gehad hebben, veel gezelliger dan bij ons. Maar het is er toch veel minder druk dan toen de oude mijnheer nog leefde, wanneer je ook keek zag je er iemand aanbellen. Dus ze heeft het nogal eenzaam gekregen en daarom loop ik dikwijls even aan. Ze is er zoo aan gewoon dat ik ook na de koffie, voor school, even kom dat ik het naar zou vinden als ik het vergat. Dan zit ze nog aan tafel op me te wachten. Maar na vieren is het pas echt goed. Eerst een praatje, en ze moet dit weten en dat weten, hoe ik het gehad heb en zoo, maar dan pak ik haar bij den arm en zet haar voor de piano. Voor ze dan alleen speelt moet ik altijd quatre-mains met haar doen, net als vroeger, zegt ze, toen haar nichtje Marion nog klein was. Een nichtje was het niet, maar het kind van dien ouden mijnheer, waar ze dol op is. In alle kamers heeft ze er portretten van, de mooiste vind ik die als balletdanseres, vooral dat groote gekleurde op de
| |
| |
piano. Die Marion woont in Londen en ze is getrouwd met dien man die vroeger bij grootvader in de kost was, moeder heeft ook nog een portret van hem als jongen. En mevrouw krijgt soms een brief van haar, maar dat is dan geen vroolijk nieuws, want ze leest hem telkens en ze huilt er van, en ze zucht nog een paar dagen. Het is ook wel te begrijpen. Die Marion is heel rijk geweest, ze kreeg alles wat ze maar wou, en nu is ze arm. Dat komt van het dansen, zegt grootvader, als je die nare onzin gelooven wil. En mevrouw kan haar niets sturen omdat ze schulden heeft die ze moet afbetalen.
Maar ze kan zoo heerlijk vertellen van vroeger, je ziet het voor je, het was eigenlijk één lang feest. Heel anders dan het saaie leventje dat ik heb, daar zal ik maar niets van zeggen, anders heet het weer dat ik opstandig word en den plicht niet ken. Maar waarom het toen zoo akelig is gegaan begrijp ik niet. Niet van het arm zijn, mevrouw zegt zelf dat ze dat nooit het ergste heeft gevonden, al is het dan hard gebrek te moeten lijden als je het vroeger zoo rijk gehad hebt. Die Marion kon prachtig dansen, toen ze twaalf was al, maar er was één dans die ze niet kon en daar heeft ze lang verdriet om gehad, en natuurlijk haar vader en mevrouw ook. En toen ze hem eindelijk geleerd had begon het haar slecht te gaan. Ik vroeg mevrouw hoe die dans dan was, maar ze zei altijd: neen, dat kan je toch niet, en ze wou hem niet voor me spelen. Maar nu, voor een paar weken, deed ze het toch, zonder er bij te denken, en toen ze ophield lachte ze tegen het
| |
| |
portret. Het was een vreemde melodie, waar ik stil van werd. Heel anders dan de wals, die me juist vroolijk maakt, en haar ook.
Met de wals is het begonnen, zei ze, en als het daarbij gebleven was zou het heel anders zijn gegaan. Bijna elken dag speelt ze die even voor me en de muziek is ook op de speeldoos, een oud ding, maar dat nog goed klinkt nu het gerepareerd is. En met die speeldoos heeft ze me geleerd hoe je het dansen moet, heel langzaam, want ze is oud en nogal dik. En op een keer kwam mevrouw Beel de kamer binnen net toen we dansten, ze moest er hard om lachen, maar ze beloofde dat ze het aan niemand zou vertellen, anders hooren ze het thuis misschien.
Mevrouw Beel is niet de eenige die ons betrapt heeft, het kan dus best zijn dat moeder het al lang weet. Op een keer kwam er een dokter uit Amsterdam, Henk heette hij, ook toen ik net op de speeldoos de wals deed. Hij was ook al bij grootvader in de kost geweest en toen hij hoorde wie ik was en dat ik tegenover mevrouw woonde wou hij moeder gaan opzoeken, maar die was niet thuis. Hij keek me aan en hij zei: Heet je ook Berendientje? en wil je ook dansen? als je dan maar oppast met wie je het doet. Hij kwam mevrouw vertellen van zijn vriend in Londen, waar hij een brief van had, en ik was graag gebleven om het te hooren, maar mevrouw wou met hem alleen spreken.
Den volgenden dag vond ik haar erg stil. Ze vertelde me dat het met Marion goed ging, maar op een toon alsof
| |
| |
ze het zelf niet geloofde. Ze wist ook wat voor dansen ze nu deed, daar schudde zij het hoofd over, tango en foxtrot, dat vond ze ver beneden iemand die in het ballet kon dansen. En ze had ook een nieuw portret waar je op kon zien dat Marion erg mager was geworden.
Het is eigenlijk na wat die dokter haar verteld had dat mevrouw begon te sukkelen. Ze had niets bijzonders, maar ze voelde zich zoo moe dat ze na de koffie maar naar bed ging en soms lag ze er nog in als ik 's middags kwam. Ze was ook langzaam met kleeden en je kon zien dat ze alleen voor de piano ging zitten omdat ze wist dat ik er op wachtte. Ik zei wel dat ze het maar niet moest doen, maar dan antwoordde ze: Ach kind, je weet niet hoe pleizierig ik het vind die oude dingen te spelen. Maar dansen kon ze niet meer met me, dan raakte ze buiten adem. Ik vond het niet prettig meer dat ze speelde. Het was ook zulk naar weer alle dagen, altijd wind en regen, vroeg donker, en het licht ging zoo laat mogelijk op voor de zuinigheid. Dan zag ik haar voor de piano bijna in donker, en het klonk zoo zwaar en langzaam. Ze dacht ook aan andere dingen want soms hield ze middenin op en zei: Als ik maar wist aan wie ik de portretten kon geven. Ik zei dat ik er graag een paar wou hebben, maar ze dacht dat moeder het niet goed zou vinden. Moeder is maar één keer bij mevrouw geweest en toen keek ze naar de portretten maar ze zei niets. En ze had Marion ook nooit gezien, zooals ze zelf zei toen ik het vroeg. Dus waarom zou ik geen portret van haar mogen hebben?
| |
| |
Maar mevrouw wou het niet. En een anderen keer keek ze naar die oude speeldoos en zei dat ze daar ook iemand voor vinden moest. Natuurlijk had ik hem graag gehad. Mevrouw zei: Er staan niets dan danswijsjes op, dat vindt je grootvader zeker niet goed. Zoo is het met alles, ik mag dit niet en ik mag dat niet.
Daarna kwam mevrouw Beel een paar keer achtereen, ze wou dat er een dokter gehaald zou worden. Toen die kwam zei hij alleen dat mevrouw het heel rustig moest hebben. Gemakkelijk zeggen, als er alleen maar een dagmeisje was dat al om vijf uur wegging, zoodat mevrouw zelf voor het eten moest zorgen. Toen ik het moeder vertelde vond ze goed dat ik 's avonds ook even binnenliep het gaf wat gezelschap en er was altijd wel iets te doen. Ik bleef soms langer dan ik mocht. Als mevrouw vroeg naar bed was gegaan zat ik nog wat bij haar te praten, ze kon toch niet inslapen. Soms keek ze me lang aan en dan begon ze weer van Marion te vertellen. Dat moet een erg aardig meisje geweest zijn, en altijd dansen, ik wou dat ik haar gekend had.
De vorige week Maandag is mevrouw op bed gebleven en den Zondag daarvoor heeft ze dien eenen dans nog voor me gespeeld. Telkens als ik er om vroeg wou ze het niet en nu deed ze het uit zich zelf. Ik had mijn rose jurk aan omdat ze dat zoo graag wou. Het sneeuwde een beetje en het was koud in de kamer want de kachel wou niet trekken. Ze had haar wanten aangedaan, maar haar vingers waren erg koud toen ze me over de wang streek en ze
| |
| |
zei: Nu mag je het eens hooren en zeg jij dan hoe je het vindt. Dit is het echte menuet zooals ik het in Spanje heb zien dansen, ik houd er niet van, maar mooi is het wel. En ze ging voor de piano.
Ik heb er geen verstand van, ik weet eigenlijk niet wat een menuet is. Bij de eerste maat al was het of ik van mijn stoel moest opspringen. De piano had ineens een ander geluid, soms heel zacht en dan weer diep. Het was net of er iemand uit de verte zong, of liever riep, met een smachtende stem. Hoe het gebeurde weet ik niet. Ik stond naast de piano en mijn voeten gingen vanzelf in de maat, en ik danste om de tafel heen en weer, en telkens voelde ik dat ik een kleine buiging moest maken, net of er iemand voor me stond. Mevrouw hield op en we keken mekaar aan. Ze had een kleurtje. Ik hoef niet te vragen hoe je het vindt, zei ze. En ze wou niet verder spelen. Maar ik heb de melodie onthouden, in bed hoorde ik het nog in mijn hoofd. En den volgenden dag, in haar slaapkamer, liet ik haar zien dat ik het nog net zoo kon dansen. Het is een maat die je opneemt zoodat je er licht van wordt. Als ik bij haar bed zit komt het vanzelf bij me op en dan zing ik het zachtjes. Ze zei dat ze er misschien toch wel van houden kon.
|
|