| |
| |
| |
9
Het verhaal van den bloemist
Ik geloof in tegenstellingen. Hoe sterker de tegenstellingen, hoe beter het resultaat wanneer zij in botsing komen. Daarvan zou ik tallooze voorbeelden kunnen noemen, om te beginnen de harmonie in ons huwelijk omdat mijn vrouw uitsluitend in het principe van het goede gelooft, terwijl ik ook de macht en het nut van het tegendeel inzie. Een eenvoudiger voorbeeld is ons magazijn. Denise en ik, wij zijn beiden grootgebracht in winkels van vleeschwaren. Toen wij trouwden zeiden wij: Laten wij in 's hemelsnaam ons leven doorbrengen temidden van andere geuren dan van ham en saucys. Dus begonnen wij een bloemenwinkel, ofschoon wij geen verstand hadden van bloemen, en van den eersten dag voelden wij ons daarin volkomen tevreden. Maar wij weten het evenwicht te bewaren door, telkens wanneer wij oververzadigd zijn van bloemengeur, het tegendeel daarvan te zoeken. Het tegendeel van bloemengeur? Neen, dat hoeft niet onsmakelijk te zijn. Wij vinden het bij den parfumeur van de Boulevard Bonne Nouvelle, waar wij zelf kunnen mengen naar onze behoefte, eenige druppels van muskus, twee van otto
| |
| |
van rozen op vijftig van lavande d'Avignon, of eenigszins gevarieerd, al naar Denise gestemd is. En ziedaar, gedurende een week kunnen wij weer zuiver genieten van de bloemen die bij ons binnen komen, omdat parfumerie en bloemengeur van elkaar verschillen als het paradijs van het vagevuur.
Helaas dat men dit middel niet in alle omstandigheden kan toepassen, bijvoorbeeld in de liefde niet. Is men verzadigd van een blonde, dan komt men weleens bedrogen uit als men het bij een zwarte zoekt. De liefde is een sfinx, wie zal haar raadselen doorgronden? Ik heb er gekend die haar trachtten te dwingen naar hun wil, helden à la Don Quichotte, en zij eindigden miserabel. Ik ken er één, wiens magnifieke pogingen om de liefde te overwinnen ik al sinds twee jaren volg met sympathie, ik mag zeggen met vriendschap. Ik moet er bij voegen de oprechte dankbaarheid die wij hem verschuldigd zijn. En zijn geval is wel een heel duidelijk voorbeeld van botsende tegenstellingen, hoewel ik het resultaat daarvan nog niet voorzien kan.
De sympathie, omdat iedere man van eer bewondering moet voelen wanneer hij ziet hoe een andere man, die op duizenderlei wijzen belaagd wordt door de liefde op haar kleinst, met haar verraderlijke strikken, haar slinkschheden, haar successen à prix de camelot, strijdt om zich daarvan te verlossen teneinde de liefde in haar groote gestalte waardig te zijn. De sympathie ook voor de langdurige verblinding van zoo'n man die de groote liefde, wanneer zij vlak voor hem oprijst, niet eens herkent.
| |
| |
Het is ruim twee jaar geleden dat De Moralis voor het eerst onzen winkel binnentrad. De zaak had tot dusver niet gefloreerd en bracht ons amper de bescheiden levensbehoeften op. Van dien dag begon de opkomst. Het was midden November. Behalve twee potten azalea's in de étalage hadden wij geen bloemen, alleen clivia's, aspedistra's, palmpjes. Voor bouquetten niets. Wij begrijpen nog niet waarom hij hier binnen kwam, een donkeren winkel in een vervelende zijstraat van den boulevard. En dat op een dag met mist. Hij groette hoffelijk, maar kort, een vreemdeling van wien men niet dadelijk de nationaliteit zou zeggen, iets van een Argentijn in het gezicht, Engelsch gekleed. Ik verzoek u, zei hij terwijl hij twee kaartjes uit zijn portefeuille nam, twee bloemstukken te zenden, een van honderd donkerroode rozen, Clos Vougeot, bevallig geschikt, en een van honderd gardenia's, met de bladeren. Honderd Clos Vougeots? honderd gardenia's? Half November? Het mochten ook Sanguinaires of Red Stars zijn als ik zooveel Clos Vougeots niet vinden kon. Naar den prijs vroeg hij niet, maar er lagen al zeshonderd francs ter betaling. Iemand die niet voor het eerst bloemstukken zond, al zag hij er jong uit, zes, zeven-en-twintig. Ik zag 4e adressen, Mlle Juliette Hoche, de mezzo-sopraan van de Grand Opéra, en de comtesse Ruzeaux, bekende naam.
Twee dagen later ontbood hij mij in het hotel Brillat, waar ik hem met een verkoudheid te bed vond. De directie van dit hotel is zeer select, men weet het, en ontvangt
| |
| |
niet iedereen. De Moralis, die mij een stoel wees naast het bed, gaf mij een lijstje van andere bloemstukken ter verzending. Ik maakte de opmerking dat er, in dit seizoen, een hoog bedrag mee gemoeid was. Hij antwoordde: In ons vak ziet men veel vrouwen en het beste wat men aan vrouwen kan geven zijn bloemen. Die zijn morgen verwelkt en laten weinig herinnering. Zijn beroep was metteur en scène van het Engelsch ballet, hetgeen heel iets anders was dan het opera-ballet, waarvoor hij minachting scheen te hebben. Iedere week kwam hij een paar dagen uit Londen hier, omdat hem de inrichting van het nieuwe theatre Olympic was opgedragen, juist om den hoek van ons magazijn.
Toen ik hoorde dat hij Hollander was kon ik niet nalaten hem te vertellen wat ik wist van eenige Hollandsche danseuses aan de Opéra Comique. Men moet weten dat mijn vrouw gedurende korten tijd daar habilleuse is geweest, zoodat zij nog altijd toegang had en bijgevolg het heele corps de ballet kende. Bovendien was Mme Hublon, habilleuse van de eerste danseres, haar beste vriendin. De drie Hollandsche dames waren er toen al en zijn er nog, alle drie buitengewoon charmant en van onberispelijke zeden, volgens Mme Hublon. Vooral over de prima ballerina Mlle Tintarion was mijn vrouw enthousiast, iedereen trouwens. Hoewel ik niet van de opera houd ga ik soms mee met mijn vrouw om van het ballet te genieten en ik heb het meer dan eens gezien dat het heele publiek in extase verrijst voor de verrukkelijke Tintarion. Zij is
| |
| |
vriendschappelijk met mijn vrouw, die haar dikwijls gekleed heeft en die zij nog steeds bij zich roept wanneer zij kleine diensten verlangt of een hartelijken raad. Vandaar dat wij ook iets van haar intiem leven wisten. Zij leeft streng ingetogen hetgeen, bij de luxe die zij zich permitteert, menigeen ongeloofwaardig voorkomt. Toch is de reden heel eenvoudig. Eens in de maand ontvangt zij bezoek van een jovialen heer, met een baard tot over de borst. Hij is het die haar kostbaar appartement betaalt, dat men haast niet vinden zou in een rustige zijstraat van de rue Faubourg St Honoré, haar automobile, haar toiletten etcetera. Die heer is haar vader.
Toen ik dit alles aan De Moralis vertelde en er bij hem op aandrong Mlle Tintarion eens te zien optreden, luisterde hij onverschillig. Hij had van haar gehoord, scheen het. Wat het ballet betreft, mijnheer Papelon, zei hij, daar stel ik geen belang in. Het is een verouderde vorm van den dans. Misschien kan er een vernieuwing in komen, ik heb tenminste in St Petersburg mooie pogingen gezien, maar hier in Parijs danst men het ballet nog precies als onder het tweede keizerrijk. Men kan het goed doen, zooals waarschijnlijk Mlle Tintarion het doet, maar het staat ver van de levende danskunst. Let maar eens op de absurde huppelsprongetjes, de kniebuigingen, de horizontale balance, het trucje van op de teenen te trippelen, op de korte rokjes die onze grootvaders zoo'n pleizier deden, dat alles op een muziek waar men nauwelijks iets van merkt.
| |
| |
Hij kende het vak, dus mocht ik niet tegenspreken. Alleen vond ik het jammer dat hij Mlle Tintarion niet wilde zien. Zij maakte toen reeds furore. Al wat een naam had moest naar de Opéra Comique. De grootste mannen van den tijd heeft mijn vrouw daar in de loges of de stalles opgemerkt, de ministers Hableteux en Livronce, den millioenair Archebaud, den grootvorst Poppinsky, Ali Pacha, den radjah van Paspour, om de ambassadeurs en académiciens maar niet te noemen.
Ook talrijke heeren uit Holland gingen haar bewonderen en dit vermeld ik met opzet omdat zich hier het curieuse geval voordeed dat verscheidene van dezen in ons magazijn bloemen bestelden. Waarom? Hollandsche heeren nemen bij voorkeur hun intrek in het Grand Hotel, waar men recht tegenover den ingang een modern bloemenmagazijn ziet, terwijl onze zaak vijf minuten verder gelegen is, in een zijstraat. Zij kwamen allen kort nadat De Moralis onze cliënt geworden was, vandaar dat mijn vrouw hem als onze ster van de fortuin beschouwde. Curieus was het intusschen wel, dat zooveel van zijn landgenooten hem volgden, terwijl de overige clientèle nauwelijks toenam. Zij schenen ook bekende namen te hebben, want als ik ze hem noemde, bij een van zijn bezoeken, knikte hij weleens. Maar Holland is geen groot land, allicht dat iedereen elkaar daar kent.
Laat ik de merkwaardigste coïncidentie vermelden. Een heer en een dame kwamen bloemen bestellen voor alle drie de Hollandsche danseuses juist toen onze juffrouw
| |
| |
Mlle Marguerite onachtzaam een kaartje had laten liggen van De Moralis voor Mlle Mujac, van de Lyrique. De dame maakte er haar man opmerkzaam op. Toen deze mij zijn drie kaartjes, behoorende bij de bloemen, overhandigde, zei hij: Zeg aan mijnheer De Moralis dat zijn vader hier ook bloemen besteld heeft, het zal hem genoegen doen. De dame voegde erbij: En dat zijn moeder gezien heeft aan wie hij bloemen zendt. Zij lachten tegen elkaar als jonggetrouwden. De vader draagt een anderen naam dan de zoon. Intusschen hadden wij aan dit toeval te danken dat zij dikwijls terugkeerden, vooral mevrouw, die altijd zeer vriendelijk was. Zij moet een schoonheid geweest zijn. En deze twee brachten hier weer andere cliënten aan, bijvoorbeeld een corpulenten heer, een epicurist, die een groote bewondering koesterde voor alle dames van het ballet. Die mijnheer Jonas bracht ons binnen een maand zeker duizend francs winst.
Is het duidelijk dat wij aan De Moralis onze opkomst te danken hebben? Hij zelf bleef onze beste cliënt. Wel hebben mijn vrouw en ik soms overwogen of wij den jongen man niet den raad moesten geven iets minder kwistig te zijn. Ten eerste, omdat zelfs de rijkste beurzen zulke uitgaven niet lang verdragen. Ten tweede, en dit was belangrijker, omdat uit de verscheidenheid van de door hem bewonderde personen bleek dat hij veel te hooge eischen stelde aan de edelmoedigheid van zijn hart. Wij raakten den tel kwijt van de vrouwen aan wie hij zijn hulde liet zenden. Maar er waren er vier, tenminste waar wij van
| |
| |
wisten, aan wie hij nu meer dan een jaar trouw was gebleven. Dat was te veel, vonden wij.
Den vorigen zomer liet hij mij weer bij zich in het hotel komen, omdat hij weer te bed lag, van oververmoeidheid. Al ben ik niet oud genoeg om zijn vader te zijn, ik meende toch uit zuivere sympathie een woordje met hem te mogen spreken. Mijnheer, zei ik, beschouw het niet als indiscretie, maar als blijk van de vriendschap die wij u toedragen. Een ieder zoekt het geluk, dat spreekt van zelf, en zooveel mogelijk. Maar ik heb den indruk dat u het in het aantal zoekt, terwijl men het ware slechts vindt in de hoedanigheid. Ik spreek niet van de godheden aan wier voeten u toevallig eenige bloemen strooit, alleen van de vier voor wie u een dienst onderhoudt, Mme Le Bon, Mlle Juliette Hoche, Mme Ruzeaux, Mlle Mujac. Ik neem aan dat zij u alle vier even schoon voorkomen en dat de keuze moeilijk is. Maar ik geloof dat men in één enkele vrouw meer schoonheid zal ontdekken als men haar met onverdeelde aandacht beschouwt, zonder zich te laten afleiden door drie anderen. Zeker, men zal dan ook fouten ontdekken, maar vergeet niet dat de anderen die ook hebben, en bovendien, het is dikwijls een klein foutje dat ons de deugd zooveel te beter doet waardeeren. De filosoof, die menschen kent, zou zelfs de stelling kunnen geven, dat men in de meeste gevallen de vrouw bemint om een eigenschap, die geen deugd is te noemen. Ik spreek tot uw bestwil, mijnheer. Zoek het geluk bij één enkele, om later geen spijt te hebben over een verkwiste jeugd.
| |
| |
Hij lachte even, maar ernstig, een beetje weemoedig. Toen antwoordde hij: Ik houd van de openhartigheid, ik dank u voor uw vriendschap. Maar uw indruk is verkeerd, mijnheer Papelon. Als ik u alles vertelde zou u het misschien niet begrijpen. Nooit heb ik om een vrouw gegeven. De dames die u noemde, ja, ik heb ze een enkelen keer de hand en zelfs de wang gekust, maar niet eens alle vier. De bloemen die ik zend moeten hun steeds herhalen dat ik zelf niet kan komen. Misschien is het u opgevallen dat ik u, telkens wanneer ik in Parijs ben, in toenemende mate verzoek bloemen te zenden. Dan, wanneer het te veel wordt, maak ik er een eind aan en vertrek naar Londen. Daar heb ik ook een vriend die bloemist is en er hetzelfde voor mij doet als u hier. In toenemende mate. Tot ik plotseling vertrek naar Parijs. Ik heb een strijd te voeren, mijnheer Papelon, niet minder zwaar dan die van den heremiet Saint Antoine, alleen tegen de bekoringen van de vrouwen, het is waar, maar ik denk dat de demonen van de woestijn het dien heiligen man niet moeilijker gemaakt kunnen hebben. En waarom die strijd? Waarom zou een man van mijn leeftijd niet aanvaarden wat voor hem neergelegd wordt? Omdat ik ook een geloof heb, het geloof in de liefde. Maar van het geloof is het moeilijk spreken, waarde vriend. Ik zei dat ik nooit om een vrouw heb gegeven. Dat is niets dan een wensch, ik wou dat het waar was. Ik wou dat ik in de wereld niets anders te doen had dan waar ik voor geboren ben, dansen. Niets dan dansen. Een dans voor twee, een dans voor allen samen.
| |
| |
De wereld zou beter zijn als alle menschen hun eigen rhythme verstonden en het in harmonie konden brengen met dat van anderen, bij de muziek die van den hemel komt. Wat een heerlijk feest. Misschien begrijpt u mij.
Hij sloot de oogen, ik zag dat hij vermoeid was. Wat hij met het rhythme bedoelde begreep ik niet heelemaal, maar de harmonie, ah zeker, dat is een mooie droom voor de menschheid.
Hij had niet duidelijk gesproken, geen bijzonderheden genoemd, hetgeen ik apprecieerde. Welbeschouwd heeft ieder van die dames een geheim van het hart, dat geëerbiedigd moet worden. Maar hij had van zijn eigen hart een tipje van den sluier opgenomen, genoeg voor een inzicht dat mij verraste van zoo'n jongen man. Een menigte van vrouwen, denk eens aan het geluk dat ieder van hen hem aanbood. En hij had er maar een paar de hand, de wang gekust. En verder ontvluchtte hij ze.
Mijn vrouw was er stil van toen ik het haar vertelde. Dat is een minnaar, zei ze, meer niet.
Zoo was het, een minnaar. Ik heb hem ook anders gezien dan als een vluchteling voor de vrouwen.
Dit voorjaar vierde La Tintarion nieuwe triomfen, men zag haar portret in alle kranten, de Grand Opéra kreeg twist over haar met de Opéra Comique, Mme Hublon vertelde dat een heer uit New York haar engageeren wilde, lederen dag las men iets over haar vie privée, maar dat was verzinsel van de journalisten.
In onze zaak ging het ook druk van de bestellingen,
| |
| |
bloemstukken voor Mlle Jeanne Chrestien, Mlle Adèle Legagne, dat waren de andere Hollandsche ballerines, maar vooral voor Mlle Tintarion. De meeste cliënten, ik hoef het nauwelijks te zeggen, waren Hollanders. De portiers van het Grand Hotel kenden nu ons adres. En wanneer De Moralis kwam vroeg hij: Wel, madame, of monsieur, welke Hollandsche namen heeft u weer geleerd? Wij noemden er hem drie die indruk op hem maakten, bij het hooren van twee ervan was hij aangenaam verrast, bij den derden betrok zijn gezicht, hoewel noch Denise noch ik zich juist dien naam goed herinnerde, een naam ook moeilijk uit te spreken. Een heer van de ambassade had een mooi bouquet bij ons besteld, hij heette Van Roodenburgh. Ah, zei De Moralis, is hij hier? dan zal ik hem eens opzoeken. Zij waren oude vrienden. Men ziet hoe de wegen uiteen kunnen loopen, de een metteur en scène, de ander attaché d'ambassade, een druk en een rustig leven.
Het hooren van den tweeden naam deed hem goed. Rosenhoff is hier geweest? riep hij, en met zijn vrouw op de huwelijksreis? Dit bevestigde ons vermoeden dat het een jonggehuwd paar was. En zij schenen de danseuses goed te kennen, want Mme Hublon zag de dame in de kleedkamer, die volgens haar beschrijving dezelfde was.
De derde naam wilde ons niet goed te binnen schieten, mijn vrouw verhaspelde hem hopeloos, maar wat ik ervan maakte begreep De Moralis toch wel. Het was zooiets als Rainaud Sterré -, met nog een syllabe. Een eenvoudige, weinig spraakzame jongeman, die een kleine corbeille met
| |
| |
vijftig rozen La France bestelde voor Mlle Tintarion. Een hulde die indruk maakte, zooals wij weer van Mme Hublon hoorden. La Tintarion, die anders nauwelijks een blik heeft voor den overvloed van bloemen, raakte enkele rozen aan en staarde onder het kappen naar zichzelf in den spiegel. De Moralis zeide niets toen hij dien naam gehoord had, maar het was te zien dat hij hem kende. Het was zeker een rivaal, dacht mijn vrouw later.
Misschien had zij gelijk, want spoedig daarop zagen wij De Moralis veranderen.
Er werden in de maand April twee opera's in de Comique opgevoerd, die beide buitengewoon succes hadden, vooral door de magnifieke balletten, Faust en Don Juan. In ieder daarvan trad het heele corps de ballet tweemaal op, vooral het slot was éclatant.
Op een morgen nu kwam De Moralis den winkel binnen, frisch en met een nieuwen klank in de stem, ik dacht eerst van de lente. Wie een stralende April niet boven Parijs gezien heeft, weet niet wat de lente is. Welke bloemen zijn er? vroeg hij, alsof hij haast had. Al hielden wij niet alles in voorraad, er waren alle bloemen die hij maar wenschen kon, vooral, omdat het een week lang warm was geweest. Lelietjes-van-dalen, nog klein, maar superbe van geur en regelrecht uit de bosschen. Tulpen in alle kleuren, ook de grillig gevormde van Darwin, de bloemen uit zijn eigen land. Goed, zei hij, vanavond lelietjes-van-dalen, morgenavond tulpen. Wat verder? Ik kon hem de anjelieren aanbevelen, de rozen in prachtige variëteit, alles
| |
| |
uit Menton. Goed, zei hij, dat is voor twee volgende avonden. Wat verder? Tuberosen, leliën, arumskelken, exquise pensées. Goed, goed, was het weer, noteer s'il vous plait. Dat is voor een week. Zijn er seringen? jasmijnen? Ik wil seringen voor Zaterdag, en jasmijnen, heel veel jasmijnen voor Zondagavond. Er is maar één adres voor: Marion! Ik was verbaasd, ik vroeg of hij inderdaad de prima ballerina van de Opéra Comique bedoelde. Er is geen andere vrouw in de wereld! riep hij en ging zoo, met de hand naar boven gestrekt, den winkel uit.
Dien avond gingen wij zelf Faust zien. Wij zochten overal naar De Moralis en ontdekten hem eindelijk, heel in donker achteraan op de amphitheatre, alsof hij zich verborgen hield. Na de pauze zagen wij hem niet meer. Mijn vrouw, die door de binocle keek, vond dat Mlle Tintarion erg hijgde bij het dansen. Den volgenden avond, bij de Don Juan, was het evenzoo, na de pauze geen spoor meer van De Moralis. Van Mme Hublon hoorden wij hoe de bloemen in de kleedkamer ontvangen werden. Mlle Tintarion was stil, zij had een trekje van zenuwen aan de neusvleugels. Nu en dan kwamen haar vriendinnen Mlle Legagne en Mlle Chrestien even binnen en keken van de bloemen naar haar. Op den Zondagavond, toen het achter de coulissen naar jasmijnen rook of men in het park van Saint Cloud wandelde, zooals Mme Hublon zei, zag zij bij het ontkleeden dat mademoiselle een traan veegde. Haar handen waren koud.
Toen kwam die groote scène waarbij wij tegenwoordig
| |
| |
waren, mijn vrouw en ik. Ik heb er zijn vader en moeder van verteld. De Moralis had mij den dag tevoren gewaarschuwd: Het zenden van bloemen loopt weer naar het toppunt, zei hij, morgenavond vertrek ik naar Londen, maar met een ander hart. En ik moest zorgen voor zóóveel bloemen dat wij besloten ze met twee fiacres te brengen. Ditmaal niet naar de opera, maar om drie uur in den middag bij haar thuis. Het was bijna zoo warm als in den zomer. Wij droegen de bloemen boven, geholpen door de koetsiers, ik geloof dat nog nooit een bloemist zoo'n bestelling heeft uitgevoerd. Met armen vol liepen wij naar boven, er waren er zooveel dat een gedeelte op het portaal en op de trap neergezet moest worden. In de kamer van Mlle Tintarion waren de jalouzieën neergelaten. Zij was gekleed voor de reis, met hoed en mantel, Mme Hublon droeg de gepakte valiezen binnen.
Toen kwam De Moralis, groot van geluk, het hoofd rechtop, als een overwinnaar. Hij kuste haar even op de wang. En zij keek rond naar de bloemen, en zij keek hem aan, zonder een woord.
En opeens veranderde haar houding, zij wendde het hoofd naar de gesloten jalouzieën en staarde. Aan den overkant was een violoncellist die zich oefende, ik denk dat het venster daar open stond. Het was een melodie die ik weleens gehoord heb, ik weet niet waar, het klonk als een ouderwetsch menuet. Het is eigenaardig dat het geluid van een violoncel alleen mij altijd sentimenteel maakt, ik zou er zelfs tranen van kunnen krijgen. Mlle Tintarion
| |
| |
ging op de sofa zitten met den zakdoek voor de oogen. De Moralis knielde voor haar neer. Wij zijn toen weggegaan, mijn vrouw en ik.
Van Mme Hublon hoorden wij den dag daarna dat hij alleen vertrokken was. Was hier een te groote tegenstelling? Wat kon de reden zijn? Wat anders dan de liefde met haar mysteries.
|
|