[Toespraak namens de Hollandse schrijvers tot F.V. Toussaint van Boelaere]
Het is ongeveer een kwarteeuw geleden, in de heetste zomer die ik mij herinner, toen er een wolk van libellen de frisheid van de zeewind aan het strand kwam zoeken, dat ik een boekje ontving, niet alleen uitstekend gedrukt, maar ook voortreffelijk geschreven. Het woord, dat eruit klonk, had de kracht van de eigen stem, het zuiverst kenmerk van de schrijver die waard is gelezen te worden. Het proza van dit Landelijk minnespel kwam niet uit een beginnende hand, maar uit een geoefende, die al geleerd had de woorden ieder zijn juiste plaats te geven, de volzinnen zodanig te regeren dat zij in de juiste maat met elkander hun beelden en gedachten dragen. Om die maat te begrijpen was vermoedelijk de jonge Fernand als scholier reeds een goede lezer van klassieke schrijvers geweest. Die matigheid, het woord te verstaan als nauwkeurig evenwicht, heeft vroeger uit onstuimiger Vlaamse harten het verwijt gelokt, dat hij, gelijk hij het zelf uitdrukt, ‘zo onverschillig, zo distant’ was. Maar dat is schijn. De algemeen geachte heer Toussaint van Boelaere moge in de dagelijkse omgang tegenover vrienden een zekere distantie gehouden hebben, tegenover de mensen van zijn verbeelding deed de gelijknamige schrijver dat zeker niet. Het is een schijn die misschien hemzelf weleens bedrogen heeft. Toen op een avond zijn geest het alledaagse lichaam verliet en vermaak ging zoeken in de music-hall Tractoria, schreef hij, opdat men duidelijk zou verstaan dat geen buitensporig geval hem ontroeren kon: ‘Ik houd van het normale. Voor het tragische of het komische heb ik oor noch oog en voel ik niets.’ En de wereld, heette het verder, beschouwde hij het liefst met een filosofie door hem als welwillend en glimlachend aangeduid. Maar ziet, hoewel hij er zich niet bewust van scheen te zijn wilde de geest, die woonde in de het normale lievende heer, bij voorkeur rondwaren in streken waar hij bekoord werd door verschijningen uitermate tragisch of grotesk. Zijn de gestalten van het Minnespel niet uit een spel van het noodlot opgerezen? En is de massale man van de Trac-