siering der gebouwen, aan de beelden en de schilderijen. De bouwmeester echter was nog inderdaad de meester van het ganse gebouw, die het werk ook der schilders en beeldhouwers leidde.
Doch de tijd kwam dat de behoefte aan kerken en paleizen verminderde.
Tegen het einde der middeleeuwen veranderde de maatschappij. De nederzettingen van voorheen waren markten geworden, waar het landvolk van de omtrek de voortbrengselen bracht van akker en handwerk; de dorpen die aan grote verkeerswegen lagen, aan heirbanen of rivieren, waren tot steden gegroeid, want de ambachtslieden, vrij geworden, hadden zich daar gevestigd en de reizende kooplieden kwamen er te zamen en vonden er veiligheid en voordeel. En toen de burgers in hun welvaart zich grotere rechten verwierven, versterkten zij hun steden door muren en bouwden zij zich vaste huizen daarbinnen.
Voortaan waren het niet meer kerken en vorstelijke huizen, maar burgerwoonhuizen, kleiner en in groter aantal, waaraan de bouwmeesters hun arbeid vonden. En wijl daar voor schilders en beeldhouwers geen werk was, zonderden zij zich van de bouwkunst af en brachten hun arbeid daarvan onafhankelijk voort;- schilderijen en beelden werden nu om hun zelfs wil gemaakt en vonden een willekeurige plaats, in een tuin, op een plein, in een verzameling.
Maar een nieuw ambacht ontwikkelde zich door de opkomst van de burgerstand,want er was huisraad nodig in de vele nieuwe woningen, en spoedig verlangden de rijke burgers ook weelde. In de Italiaanse en Duitse steden, waar de handel bloeide, brachten de bouwkundigen in de woonhuizen gemakken aan die in de adellijke verblijven nog onbekend waren: zij bouwden schoorstenen om de rook der haardsteden af te voeren en konden de vensters met glas afsluiten en groter maken om het vertrek te verlichten; zij bouwden bedsteden waar peluws in gelegd konden worden, en stoelen naar het voorbeeld der vorstelijke zetels in plaats van banken. En aldra werden stoelen en tafels, kastjes en koffers voor berging van kleinood en kledij van zeldzamer uitheemse houten vervaardigd en met sieraad gesmukt, en het schrijnwerkersambacht, gelijk weleer dat van schilder en beeldhouwer, ontwikkelde zich tot een kunst.
Door de grotere behoefte aan huisraad werd dit ambacht door