zij woonde, de algemene weg en dit hagedoornlaantje, juist breed genoeg voor twee naast elkaar; waar, meent gij zou zij hem wachten, Will, sweet Will? Dat was een bijzonder laantje, vooral in het duisterend uur wanneer de lauwe bloesemgeuren dwalen en ginds de curfew luidt, - ga daar eens wandelen op een juni-avond en hoor diezelfde curfewklok. Will was achttien jaar toen hij trouwde en vader werd, en de zorgen begonnen. Wat was hij toen? Notarisklerk, leerling bij een apotheker of een dokter? In die tijd moet ook het voorval van de stroperij in het park van ‘Lowsy Lucy’ gebeurd zijn; kleuters in Charleedle zingen nog van ‘Shakespeare stole the deer’, en gij ziet de herten grazen.
Hij ging naar Londen. In een van zijn vroegste stukken horen wij van liefde ‘misgraffed in respect of years’, en later:
Then let thy love be younger than thyself
Or thy affection cannot hold the bent.
De overlevering wil dat hij ieder jaar een poos bij zijn gezin kwam; maar zwijgen wij daarover, wij weten niets van zijn huwelijk, niets van de omstandigheden van zijn vrouw en kinderen in die tijd.
Een twintig, vijfentwintig jaar later keerde hij rijk terug en bewoonde het grote huis welks grondvesten nog bestaan. Hij bezat landerijen en een tuin waar hij, zeker met goed begrip, gaarne tuinierde. Rustig en in zichzelf gekeerd schreef hij waarschijnlijk nog enkele stukken, die tot de schoonste behoren, getuigend van zijn liefde tot de natuur, en leidde een leven dat
Finds tongues in trees, books in the running brooks,
Sermons in stones, and good in everything.
Hij stierf de 23e april Ao. 1616 en werd begraven in het fijne kerkje bij de Avon.
De 23e april beginnen in Stratford de spelen ter gedachtenis van zijn geboorte- en sterfdag. Daarna is het weer stil in het lieve oude stadje; want er komen wel vreemden des zomers, maar zij bezoeken het geboortehuis, de kerk, het museum, het huisje van zijn vrouw, en reizen verder. Gij die er langer blijft, wandelt vanzelf langs de heerlijke Avon, naar de gehuchtjes rondom,