Verzameld werk. Deel 8(1978)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 380] [p. 380] Stratford-on-Avon Wanneer ik Stratford hoor denk ik aan applen Die hingen aan de oever der rivier En in oktober, rijp en rood gevallen, Heendreven in de schaduw van de bocht, Een overdaad van vrucht in korte zomer Van mildheid voortgebracht en dra verkwist. Aan lommer op de weg langs koele glooiing Waar bijen zwaar, in zwart en geel fluweel, Zich zalig dronken in de wilde tijm. Aan velden zilver onder meidoornbomen Waar bladerschimmen scholen in de dauw, Toneel voor pastoraal bij maneschijn. Het stadje leefde zedig zijn getijden In stille dagen met gemene taak, Geregeld van de dag van vrome rust. De wolken praalden zwierig waar de Avon In spiegeling van kerk en toren lag Langs olmen in het sierlijk krullend groen. Ik hoorde op schemeravond in het laantje, Dicht bij een huisje met een strooien dak, De lijster die er zat met nieuwe zang. Ik hoorde in zomerdonker bij de regen Het avondklokje met de oude toon In deze huizen eeuwenlang gehoord. Het kaarslicht in de kerk scheen door de vensters, De laatste psalm verzwond met orgelklank En op een grafsteen viel een laatste glans. Op najaarsmarkt stond bij de fakkellichten Het landvolk rond aan spit gebraden os, Met lach verbaasd, de vaders en de zoons. Maar hoog en nieuw klonk in april de vreugde, Gezichten blozend, vlaggen in de wind, Lofzang en dankgebed voor dichtereer. [pagina 381] [p. 381] Ik heb, een zoon op verre grond geboren, Gelijk een elk het dagwerk hier gedaan, Ik heb dit land bemind en 'k heb gezongen En bij genade een wonder aangestaard. september 1944 Vorige Volgende