Verzameld werk. Deel 8(1978)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 341] [p. 341] Herdenkingen [pagina 343] [p. 343] De groene heuvel Hier op de groene heuvel, aan de rand Van de vallei, zet ik mijn vouwstoel neder, Omringd van zomers kruid en zonneschijn, Met potlood en een nutteloos papier, En denk aan dichters van weleer toen ook Voor hen de tijd van stille handen kwam, De pen vergeten op de tafel lag. De doem gevallen, voortaan afgesloten En eenzaam in de wereld van hun geesten, Waarvan het schrift niet meer getuigen mocht. Gelukkig Shakespeare die nog jong de drukte Vaarwel zei of 't maar kinderspel geweest was Dat, droef begonnen, met een lach mocht einden, En in het land der jeugd bij moerbeiboom, Van geesten der herinnering omzweefd, De melodieën der berusting vond. En Milton, blind en in een leunstoel, maar Nog luistrend naar de daverende echo's Der orgels van het paradijs, de stem Des mensen, klagend, roepend om verlossing, Zat hij en wachtte in verheven duister Het Woord dat alle taal te boven gaat. Voor Cowper, krank, zachtmoedig, was het dulden, Gezeten aan de oever der rivier Die van verlangen zonder einde zong Voor hem die al geleerd had van geen einde En geen vervulling, hetzij hier of ginder. En Wordsworth, die zijn driekwart eeuw gewandeld Had in de wijsheid van de ouderdom, Hij wist dat ieder pad naar einde voert Waar nieuwe paden volgen, en zat en wachtte In heldere beschouwing op zijn rustbank. Gezegend zij die dit nog wisten, dat Het licht der eigen wereld niet vergaat, [pagina 344] [p. 344] Of ook de benen niet meer lopen, de ogen Slechts nevels zien en schimmen die passeren. De schaduw lengt over het dal, de zon Gaat schuil, een uur nog en het is weer nacht. 16 juli 1944 Vorige Volgende