toestand verkeert, te oordelen naar de wijze waarop hij een bromvlieg nastaart die reeds lang is weggevlogen, echter in een andere richting dan die waarheen hij staart. Eerst wanneer ik hem bij de kiel pak en schud, kijkt hij mij aan met een blik zonder enig verstand. Dat tweemaal twee vier is, hoop ik hem nog bij te brengen, maar voor het verhaal hoe de wereld werd geschapen blijft hij doof, evenals voor de geboden. Hij neemt steeds de grootste griffel, zonder op te letten of hij er recht op heeft, en bij het verlaten der school kiest hij gewis de nieuwste pet, tot ongerief der andere leerlingen.
Men ziet dat de onverschilligheid voor eigendom reeds vroeg als een trek van zijn karakter werd waargenomen. Zelfs bij lage diersoorten vindt men, om van besef niet te spreken, toch een zekere neiging tot eigendom, of liever tot bezit, en een hond die de kluif van een andere hond wegneemt, schijnt het ongepaste daarvan te vermoeden. Bij de mens komt het gebrek van onderscheiding tussen mijn en dijn zelden voor. Ook de verstokte dief, ook de kleptomaan zal zijn bedrijf verborgen houden, wetend, dat hij zich aan andermans goed vergrijpt en dat er straf op volgt, wellicht wroeging.
En de beschaafde mens die ooit iets gestolen heeft, zij het één enkele keer, zal zich zijn leven lang blijven schamen. Zo is het heden ten dage, ja, zo is het altijd geweest, behalve dan in de periode die gelukkig weer lang voorbij is.
Hoewel Gijmen achterlijk was, heet het verder, kwam hij in de leer bij een bakker die hem met de kar liet rondgaan. Het duurde lang voor die man begon te vermoeden dat hij zich vergist had. Meer dan een jaar geloofde hij dat de jongen, wanneer hij het geldzakje voor hem uitstortte, beter en vlugger kon rekenen dan hijzelf, en hij gaf hem daarvoor weleens een stuiver ten geschenke, zeggend: Brave Gijmen. Daarna twijfelde hij wel, omdat hij immers achteruitging, maar hij begreep het niet. En wanneer hij opheldering vroeg kreeg hij haast geen antwoord, de jongen scheen te suffen of te slapen.
De bakker ging snel achteruit en toen hij de zaak aan kant moest doen zeide Gijmen dat hij het bedrijf wel wilde voortzetten. Van het bakken had hij geen verstand, gelijk hij zelf erkende, maar hij stond vroeg op en keek toe op de knechts. In het begin verbaasden die zich, dat het meel in de zakken niet op de gewone wijze verminderde, maar Gijmen legde hun uit dat hij ze telkens aan-