gaard wandelt en zodra die rijkdom voor hem ligt zucht hij dat hij het zich anders had voorgesteld.
Daarom was het weer een slimme zet van die sluwerd de bewoners van Slokkerland te verblijden met een belofte, toegediend in de fraaie verpakking van het gebed. Hij had bij zichzelf overlegd: Als zij bidden om de vervulling van de belofte vergeten zij haar niet en zij begeren des te meer.
Dezelfde dag dat de herauten de belofte verkondigden veranderde het leven in Slokkerland. Een ooggetuige verhaalt dat hij, door de straten lopende, zag dat de plaatjes op de deuren vervangen werden omdat alle Slokkers zich een andere naam gekozen hadden en toen hij in het adresboek bladerde trof hem de verscheidenheid der nieuwe namen, zoals: Argurion, Biljoen, Daalder, Ducaton, Duit, Kodrantes, Louisdor, Rappe, Schelling, Sikkel, Stoter, Ton, Yen, Zilverling. Hij maakte hieruit de gevolgtrekking dat de fantasie, door de belofte verwekt, snel een begrip voor waarden had ontwikkeld.
Er heerste ook een prettige voorjaarsstemming in het land. De Slokkers, hoewel zij broodmager waren en hun ogen hol stonden, hoewel zij sjofel gekleed waren in lapjes en flarden, toonden een vrolijk, zorgeloos voorkomen, zij liepen te neuriën langs de straat, rinkelend met metalen voorwerpjes, en zij lachten gaarne tegen elkaar met een argeloos gezicht waarop de loutere hoop blonk. In de kranten kon men ook lezen hoe zowel de regering als de particulieren zich voorstelden hun rijkdommen te besteden, dat was alles aangenaam en bemoedigend. Merkwaardigerwijze bestond er ook een gegronde reden voor deze hoopvolle stemming, want onder de berichten in de krant kon men dagelijks de vermelding vinden van een gouden munt die nu hier, dan daar was waargenomen, hetgeen nimmer in het land gebeurd was, en zulke verschijningen, vermoedelijk door een rijkaard ingevoerd, werden beschouwd als de eerste vruchten van het gebed.
Hierdoor aangemoedigd meende de overheid te moeten aandringen op nog vromer, nog vuriger gebeden en derhalve verplichtte zij iedere inwoner boven zeven jaar zich een beeld, hetzij groot, hetzij klein, van Fortuna aan te schaffen. Immers, zo verklaarde zij bij deze wet, het is voor de sterveling gemakkelijker