besluiteloos blijven moet als die droomtoestand hierna wordt voortgezet, ik weet niet of ik het aanvaarden kan want aangenaam is het niet. In die dagen wist hij niet eens of hij uit zou gaan of thuisblijven, dan telde hij de knopen maar en vertrouwde zich toe aan hun orakel.
Daarom was hij al enige dagen niet uit geweest toen er op een late avond gebeld werd. Hij opende de deur en zag Tweffel voor zich, die vroeg: Zal ik binnenkomen? Dat laat ik aan u over, antwoordde Tump. De bezoeker trad de kamer binnen, ging zitten en sprak: Mijnheer Tump, ik kon niet besluiten u op te zoeken, maar mijn schreden werden vanzelf hierheen geleid. Ik wou u eens vragen wat ik moet doen. Rust kan ik niet vinden, daarom sta ik op en loop maar wat rond. Wat een bestaan! Ik zie geen toekomst, ik weet niets om naar te streven. Als ik maar iets geloven kon, dan zou ik tenminste kunnen wachten. Maar ik zie nergens houvast. Begrijpt u mijn moeilijkheden? Als het een droom is, dan wordt hij toch wel benauwend. Ik wou dat u mij moed kon geven.
Tump streek zich over het hoofd. Waarde vriend, zei hij, u stelt mij opeens voor zo veel vraagstukken dat ik er niet dadelijk de weg in weet. U ziet geen toekomst. U ziet geen doel. U hebt geen geloof. En u wenst moed te hebben. Laat mij tijd tot nadenken.
Tweffel stemde daarin toe en beloofde morgen terug te keren.
Dat is niet gemakkelijk, dacht Tump toen hij alleen was, vooral niet omdat de man op mijn hulp schijnt te rekenen. Geen toekomst, geen doel, geen geloof, geen moed. En heb ik zelf die dan ooit gehad? Eigenlijk is heel mijn leven net zo stuurloos voorbijgegaan, waar wind en stroom mij drijven wilden.
En toen de volgende avond Tweffel weer voor hem zat wist hij niet wat hij zeggen zou. Een poos zwegen zij tot de een vroeg: Hebt u nagedacht? Na enig aarzelen antwoordde Tump: Misschien nog niet genoeg. Ik weet niet of een toekomst en een doel voor u wel nodig zijn. U moest er zelf maar over nadenken.
Dat heb ik al gedaan, zeide Tweffel, maar ik vind geen rust en dan worden mijn schreden vanzelf naar u geleid.
Hij ging, maar hij kwam weder, hij kwam iedere avond. En als Tump eens uit wandelen ging ontmoette hij Tweffel, die met hem meeliep, steeds vragend en redenerend over droom of werkelijkheid, aards of eeuwig leven. Tump, die overigens een