| |
| |
| |
De realistische leerschool
Het zou onbehoorlijk zijn de woorden, waarvan mevrouw Pumping zich bediende, nauwkeurig weer te geven, want behalve dat er op elke regel een vloek zou staan veel gemener dan jandorie, zou er ook een woord voorkomen dat zelfs geen taalgeleerde begrijpt. Men krijgt dus, daar haar manier van uitdrukking hier gekuist wordt, een onvolledige voorstelling van de dame. Een dame, dat heette zij te zijn, althans uit gegoede familie en weduwe van een hooggeacht amateur. Een belangrijke figuur was zij zeker niet en het heeft ook heel en al geen nut over haar te spreken, maar zij stelde het type van een denkwijze en een gedrag voor die nog maar een paar geslachten geleden de mode waren, ouderen van dagen zullen zich die wellicht herinneren. Dat zulk een denkwijze mogelijk was moet heden ten dage ongelofelijk schijnen.
Het was de tijd van kentering toen de lang gevestigde zeden veranderden en de nieuwe zich nog niet ontwikkeld hadden. Mensen, die met de bijbel waren grootgebracht, hadden op hun twintigste jaar vergeten wat zij daarvan geleerd hadden, gingen op hun dertigste niet meer ter kerk en zochten op hun veertigste opnieuw naar idealen, die zij vermoedelijk in de bijbel teruggevonden zouden hebben. Intussen moesten zij het zonder idealen doen en aangezien het moeilijk is zonder enig geloof te leven ontstond er een geloof aan iets dat men gemakshalve de werkelijkheid noemde en eenvoudig bepaalde als het leven dat men rondom zich waarnam. Sommigen bewonderden dit, anderen verafschuwden het, weer anderen beschouwden het onverschillig, zeggend: Zo gaat het in de wereld, zo moeten wij het aanvaarden en ervan maken wat wij kunnen. Er kan verklaard worden dat men in het algemeen de aldus opgevatte werkelijkheid niet fraai vond, maar daarin berustte en trachtte er de grootst mogelijke hoeveelheid vermaak en genot uit te putten. En juist wegens het vermaak en het genot dat zij ervan trokken telde de school der realisten, gelijk zij zich noemden, vele aanhangers.
Mevrouw Pumping, ruim een halve eeuw oud, welvarend in | |
| |
gezondheid en goederen, kende de werkelijkheid al sedert het begin van haar huwelijk. Daar haar echtgenoot haar nooit van idealen sprak en bovendien haar vroeg tot weduwe achterliet, bleef mevrouw bij haar geloof dat zij de wereld nu eenmaal nemen moest gelijk zij zich haar voordeed en anders niet, wel niet fraai maar toch aangenaam.
Zij had drie nichtjes, onschuldige, lieve jonge meisjes van het land, die door hun vader bij haar te logeren werden gezonden om in de stad een bredere blik op het leven te krijgen. Mevrouw Pumping deed haar best en lichtte hen in. Dat zij dit volgens haar inzicht deed begrijpt men, maar men vraagt zich af waarom zij daarbij zo veel platte woorden bezigde, woorden die de meisjes immers toch niet kenden en die hier ook niet herhaald hoeven te worden.
Ach kinderen, zeide zij de eerste dag, maken jullie je toch niet dik om die malle ideeën van je vader en van de dominee, beste sukkels, maar zonder benul van wat er te koop is in de wereld. Als je hun gelooft denk je dat iedereen een brave snoes is, alleen de duivel niet waar je voor moet oppassen. Maar als je wat hebt rondgekeken en veel ondervonden, dan weet je dat het net omgekeerd is, dat er misschien nog een paar brave vervelende kwibussen rondlopen, ver weg in de negerijen, maar dat je er hier gelukkig geen meer tegenkomt, en dat maakt de wereld veel interessanter. Wat betekent die braafheid eigenlijk die ze jullie als voorbeeld en deugd hebben voorgehouden? Dat je vooral niet doen mag wat je prettig vindt, dat je nooit mag toegeven aan zekere neigingen, je weet wel, hè? die slecht zijn, zeggen ze. Laat ik maar iets heel eenvoudigs noemen. Je hebt vreselijke trek in chocolaatjes en je krijgt ze niet. Verdraaid, dan doe je wat hier alle lui doen, de een op een nette manier, de ander een beetje bruut, je neemt ze gewoon waar je ze vinden kan, als je maar oppast dat je niet gesnapt wordt. Denk eraan, de chocolaatjes zijn er, dus iemand moet ze krijgen. Zo doet iedereen, dus dat is reëel. Ik zeg niet dat je stelen moet, dat is weer heel wat anders. Je doet gewoon waar je zin in hebt, je leeft je uit zoals we dat noemen. Dat is ook veel gezonder, want al die onderdrukte neigingen maken een mens maar ziekelijk. Ik geef toe dat het moeilijk wordt als je voor die flikjes niet betalen kan, daar heb ik gelukkig nooit last van gehad. Zorgen jullie dus dat je altijd de middelen hebt om aan je wensen te voldoen, dat is niet zo moei- | |
| |
lijk als sommigen denken. Nu hebben ze jullie geleerd dat bijna al je neigingen verkeerd zijn, zondig nog wel, en dat je je daarom beheersen moet. Ze snappen niet dat die dingen vanzelf bij je opkomen volgens de natuur en pas verkeerd worden als je ze onderdrukt, dat weten we nu door de nieuwste onderzoekingen op dit gebied.
Neen, dan zou ik mijn kinderen anders opgevoed hebben, beslist vrij, om ze helemaal gelukkig te maken. De jongens zou ik zonder de minste dwang behandeld hebben. Wilden ze niet leren, mij best, want dan hadden ze immers toch niet de reële drang naar de kennis. En als er dan niets van terechtkwam? Wat dan nog? De statistiek heeft uitgemaakt dat er een groot percentage aan lagerwal komt, hele families die te gronde gaan, dat zie je overal om je heen. Daar helpen geen kunstmiddelen tegen, trouwens de natuur tegenwerken en op zijn kop zetten is altijd verkeerd. Want wat zie je als je de jongens, die niet willen, dwingt om toch te leren? Dat ze maling aan je hebben of geniepig worden, dat ze om door de examens te komen de leraren en de professors in de nek zien en zijn ze zover dan weten ze door streken wel aan de vette baantjes te komen. Ik ken er een heleboel zo hier in de stad, overigens nette lui. Lui waar je mee kan opschieten, amusant, maar als je moreel bent aangelegd zoals jullie vader, moet je niet naar hun karakter vragen. 't Is alles egoïsme en achterbaksheid wat eraan zit, huichelarij en bedrog op het kantje af van dieverij. Of we dat nu mooi vinden of niet, zo zijn de mensen en hun opvoeding heeft ze nog erger gemaakt. Als ik mijn jongens in de vrijheid had grootgebracht waren er misschien ook wel boeven uitgegroeid, want de mens is maar een soort beest, maar tenminste eerlijke boeven, zie je, geen huichelaars. En ze zouden mans genoeg geworden zijn om zich ook het beste toe te eigenen. Maar wie weet, misschien waren er ook wel brave sufferds van gekomen, want ze zeggen dat het zogenaamde idealisme erfelijk is en altijd weer terugkeert.
En hoe ik met de meisjes gedaan zou hebben? Jullie weten verbazend goed dat meisjes dikwijls veel slimmer zijn, die hoef je dus niet eens zo veel vrijheid te geven, ze weten bij instinct wel hoe ver ze van de leiband kunnen gaan. Laat ze hun gang maar gaan, zou ik zeggen, sport of studeren, geleerde vrouwen kunnen ook wel nuttig zijn. En worden ze al te lichtzinnig, dan zou ik ze wel wat raad geven, om het niet al te bont te maken, maar overi- | |
| |
gens zou ik willen dat ze naar mijn voorbeeld keken. Ik heb me altijd zo gedragen dat ik nog een goede naam heb, dat is het voornaamste. Er is wel dikwijls over me gelasterd, maar dan dacht ik: het had erger kunnen zijn en met reden. Een tikje laster kan iemand ook geen kwaad, het geeft zelfs een aureool van interessantheid. De mensen die van lasteren houden kiezen ook meestal iemand waar ze niet heel erg het land aan hebben. Maar dat is een onderwerp waar jullie nog niet rijp voor zijn, jullie kunnen de charmes van het lasteren niet begrijpen als het met smaak wordt gedaan. Dat leer ik jullie later als je wat meer thuis bent in de omgang met de mensen.
Als je met de mensen omgaat, tenminste in de kringen die ik ken en die niet zoveel slechter dan anderen zijn, is het eerste punt dat je weten moet: zeg nooit wat je denkt, daar zou je iedereen mee beledigen. De anderen doen het tegenover jullie ook niet. En weet je waarom? Omdat ze toch niet veel goeds van je denken, net zomin als jullie van hen. Wat heeft iemand eraan of je hem zegt dat hij een lelijke neus heeft en te dikke lippen, dat hij gemeen uit de ogen kijkt en dat je hem liever op een afstand houdt? Hij verandert er toch niet door en het maakt alle omgang onmogelijk. Nu weet ik wel dat jullie stumperds denken dat er maar weinig nare mensen bestaan en dat de meeste goed en netjes en mooi zijn, maar zet dat gerust dadelijk uit je hoofd, dat is provinciaal. Aan de lelijkheid en de valsheid moet je maar gauw wennen, anders moet je in een klooster gaan of hoe ook troost zoeken bij hersenschimmen, geestelijke dingen en meer van die nonsens.
Iets anders te zeggen dan je denkt is makkelijk genoeg, daar heb je maar een beetje woorden voor nodig. Geen al te mooie woorden, maar charmant, verstandig, nobel, die ze allemaal gebruiken. Wees maar nooit bang dat je iemand al te erg opkamt, zodat hij zou denken dat je hem voor de gek houdt. De grofste vleierij wordt geslikt al ben je er nog zo vervelend mee. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die kwaad werd over vleierij. En als je tegen iemand zegt dat dit of dat zo mooi van hem is, moet je van iemand anders zeggen dat die het juist niet zo heeft. Dat steekt af. De wereld wil bedrogen worden, je hebt geen leven als je daar niet aan meedoet. Dat alles ijdelheid is, dat zullen jullie zeker wel van je vader zelf gehoord hebben.
En als je het moeilijk vindt om iemand ronduit iets te zeggen | |
| |
wat je niet meent, houd dan je mond maar zorg ervoor dat je hem aankijkt met een uitdrukking of je erg veel belangstelt in wat hij te vertellen heeft. Luisteren met belangstelling is haast nog beter dan praten, dan krijg je de naam van intelligent te zijn. De meesten snappen dat niet omdat ze veel te graag hun eigen stem horen.
Maar het voornaamste zou ik haast vergeten. Onder alle omstandigheden, behalve soms bij een condoléance, moet je een charmant lachje op het gezicht hebben en je tanden laten zien. Er is niets wat de omgang zo prettig maakt als een lachje op het gezicht en dat is dan ook de reden dat je overal waar een paar mensen bij mekaar zijn zonnige opgewekte gezichten ziet. Het staat weleens dom en toch heeft het succes. Niet dat de wereld zo vrolijk is, helemaal niet. Maar wat geeft het of we erover praten dat het een beroerde boel is? We leven maar eens, dus moeten we ervan maken wat we kunnen. En over de narigheid te zaniken, de pessimist uit te hangen, dat getuigt niet van smaak. Altijd het hoofd rechtop, altijd moedig in de toekomst kijken en met een lach zeggen dat het leven zo mooi is, dan heet het dat er bezieling van je uitgaat, dat je een gezonde dosis optimisme hebt. Het gekste is dat de mensen, die dat van je zeggen het nog geloven ook. Maar ook al zou je nooit uitblinken door dat zogenaamde optimisme, dat lachje moeten jullie cultiveren tot het op je gezicht vastzit. Het houdt je jong. Zonder het lachje, zonder de jeugd tel je niet mee. Let maar eens op, als er straks visite komt, of niet iedereen dat beschaafde lachje heeft.
Voor vandaag genoeg, meisjes. Goed dat jullie vader je gezonden heeft om de wereld te leren kennen, ik maak me sterk dat ik jullie gauw al het nodige heb bijgebracht. De werkelijke wereld is heel anders dan ze op het dorp denken en het is toch heus de werkelijkheid waar we mee te maken hebben.
Dat die meisjes niet alleen onschuldig waren, maar ook lief, bleek nog diezelfde avond, toen zij onder elkaar besloten verder niets van de wereld te leren, maar terstond naar vader en dorp terug te gaan. Zij waren ook anders opgevoed en niet eens nieuwsgierig.
|
|