en griffel lachend konden doen voor de school begon. Men zag daar 's morgens op de voorplaats, afgezonderd van het gestoei der groteren, een dichte groep, gehurkt, gebogen, reikhalzend, rondom Fransje die op de lei iets voordeed, het uitwiste met de spons en dan één voor één riep om te lezen en te schrijven. Allen voelden hoe haar ogen keken dat zij het goed zouden doen, allen deden het ook zo mooi, zonder fouten, zonder stotteren, dat Fransje er een kleur van kreeg van blijdschap.
Tien jaar was zij toen al grotere kinderen 's morgens aanbelden aan haar deur om hulp met hun boekjes, hetgeen haar veel moeite kostte omdat zijzelf nog niet zo ver was, maar zij deed haar best, zij vroeg haar moeder of een ander die het wist, en zij begreep het gauw omdat zij helpen wilde. Veertien was zij toen zij de juffrouw mocht vervangen om de beginnertjes het abc te leren. In het hele stadje hoorden de kinderen dat het prettig bij de mooie Fransje was, te spelen met papiertjes, steentjes, stokjes, en kinderen die lastig waren werden door de moeders zoet gehouden met de belofte op school te mogen gaan. Op haar tijd deed Fransje ook examen, toen werd zij juffrouw op diezelfde school.
Misschien zou zij heel haar leven een voortreffelijke onderwijzeres geweest zijn, toegewijd aan haar taak van opvoeding en lering, hetgeen al loffelijk genoeg is. Maar zij werd meer dan dat.
Na haar twintigste jaar moet er iets met haar gebeurd zijn waardoor zij veranderde, zo zeer dat het zelfs op haar gezicht te zien was, hoewel niemand eigenlijk het ware ervan heeft geweten. Er waren mensen die de oorzaak zochten in de liefde en ongeluk. Wat de wederwaardigheden ook geweest mogen zijn, waarvan men in elk geval, uit eerbied, nooit zal trachten de sluiers weg te nemen, dat juffrouw Fransje de liefde en het ongeluk gekend heeft zal wel waar zijn, want zonder die gezien te hebben stijgt geen hart tot grootheid.
Het scheen of haar ogen wijder open waren en het was vooral de diepte die men in het blauwe zag, een diepte waaruit een kinderlijke maar wijze verwondering staarde. Het was duidelijk dat juffrouw Fransje de wereld nog veel mooier vond nu zij haar meer begreep. Daar zij reeds toen geen ouders had woonde zij alleen, in een stille straat aan de rand van de stad, in een kleine woning, wit gepleisterd, tegenover het weiland. Behalve op