paar maal te keffen, alsof hij zeggen wilde dat hij ons allemaal wel aandurfde, om Knobbie tot zijn slavin te maken.
Chunkie was toen al en is heden nog een veroveraar van de eerste rang. De chauffeur, die hem bracht, had de deur van de kamer opengedaan en het aan hemzelf overgelaten zich bekend te maken. Ik had nooit kunnen geloven dat zo iets kleins zo onbevreesd en zo zeker van zichzelf kon optreden in een kring van vreemden, die bovendien alle veel groter waren dan hij. Zijn staart droeg hij als een trots symbool van zijn onverwinlijke geest vrolijk rechtop en in de vijf jaren dat hij bij mij is heb ik nog nooit gezien dat hij die liet hangen. Zelfs dan niet wanneer ik boos op hem moet zijn om zijn gedrag, dat dikwijls aanleiding geeft tot standjes. Hij is namelijk als veroveraar veel in de weer, soms urenlang uithuizig, hij loopt kilometers ver, aan allerlei gevaren blootgesteld, om zijn avontuurtjes te jagen. Als ik hem dan streng toespreek laat hij de staart niet hangen, maar kwispelt ermee en de blik waar hij mij mee aankijkt is de blik van iemand die weliswaar weet dat hij verkeerd heeft gedaan, maar ook dat het hem toch geloond heeft. Deze teder vleiende en tegelijk trots uitdagende blik vermurwt mij altijd weer, dan ben ik alleen maar blij dat ik hem goed en wel terug heb.
Toen Knobbie moeder was geworden van vier mooie jongen veranderde haar houding jegens Chunkie, de papa. Zij lachte helemaal niet meer tegen hem, integendeel, zodra hij dicht bij de mand kwam trok zij de lippen gevaarlijk op, bromde en snauwde hem af. Voor iets anders dan de kleine diertjes had zij geen ogen, geen likjes en geen kwispeling.
Eerst geloofde ik dat het mogelijk zou zijn ze alle vier te houden, het ene was ook even aardig als het andere, maar toen zij groter werden zag ik in dat het steeds lastiger zou zijn er zoveel te verzorgen en daarom besloot ik, hoewel met tegenzin, er twee weg te geven. Toen had ik toch nog vier honden.
Woosie en Winkie heetten de twee jongen die ik hield. Wat Winkie betreft, mijn verstandige lieve Winkie, het stond al dadelijk bij mij vast dat ik hem houden zou. Hij was helemaal wit, behalve aan de rechterkant van zijn gezicht, die zwart was, en een zwart vlekje midden op zijn linkeroor, en hij was van het begin af aanhankelijk aan mij verbonden. Een hond die maar één mens kan behoren en die mens was ik.