Verzameld werk. Deel 7
(1978)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 686]
| |
En de kat, die zei: Jij bent een hond,
En ik een kat, niet zonder grond;
Hou jij dus nou jouw grote mond:
Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! scheer je weg; sis, sis -
Scheer je weg: die is raak! scheer je weg: die 's nie mis!
Waf, waf! sis, sis! woef, woef! mauw, mauw!
En een houw en een beet en een blaf en een grauw:
En de grote hond en de kleine kat,
Die vlogen van de kamermat,
En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen,
En zij beet in een been
Van de meid, die riep: Ga je heen! o mijn been!
Scheer je weg!
En de grote hond en de kleine kat,
Die zaten weer samen op de kamermat,
En ze lachten en praatten: ‘Och hemeltje, wat
Trapte ik op haar teen!’
‘En beet ik in haar been!’
‘'t Is gek, maar zo'n mens krijgt ook altijd wat.’
|
|