Verzameld werk. Deel 7
(1978)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermdE.S. Russell Instinctief behaviourGa naar voetnoot*Ik heb reeds gewezen op de merkwaardig stereotypische aard van het begraven, dat honden doen, van hun eten. In natuurlijke omstandigheden bestaat het altijd in het krachtig wegkrabben van zachte aarde of zand met de voorpoten, in het neerleggen van het voedsel in de aldus gevormde holte en in het weder bedekken door met de neus de aarde erop te schuiven, met karakteristieke bewegingen van de kop, concentrisch naar het middelpunt. De hond bedient zich nooit van zijn poten om het gat dicht te maken. Het beoogde doel, zij het niet altijd bereikt, is het voedsel voor het gezicht te verbergen. Buiten tracht het dier het ook te bedekken, steeds met de neus, met droog gras of andere strootjes. Deze handeling is zonder twijfel instinctief. Een dergelijk behaviour wordt waargenomen bij wolven en vossen, en in één geval hebben wij de zekerheid dat het niet aangeleerd is, maar verschijnt bij de ontwikkeling van de wasdom. Het is bekend dat de vos de resten van zijn prooi begraaft door met de poten een gat te maken, dat hij dan met aarde bedekt, met de neus, evenals de hond. Op het eerste gezicht schijnt de handeling van het begraven doelbewust: zij dient schijnbaar om het overschot van het voedsel te verbergen en het later te gebruiken. Maar deze gevolgtrekking vereist een nauwgezet onderzoek. Er doen zich verscheiden | |
[pagina 668]
| |
vragen voor. Ten eerste, welke soorten voorwerpen worden begraven, en wat is de gemeenschappelijke eigenschap die de honden aanspoort ze te begraven? Ten tweede, gebeurt het altijd, of gewoonlijk, dat de hond zijn verborgen schat weer opgraaft? En ten derde, geeft de hond zich moeite zijn werk van begraven te verbergen voor mogelijke getuigen? Wat het eerste punt betreft kan men gevoegelijk aannemen dat in normale gevallen alleen spijzen worden begraven, en wel spijzen die niet dadelijk verlangd worden. Zo wordt gewoonlijk een teveel aan voedsel begraven, maar het kan ook een te vers voedsel zijn. Een van mijn honden begroef dadelijk een vers been dat hij kreeg, maar at een gekookt been. Tot voor kort was ik geneigd te zeggen dat de formule: niet dadelijk verlangd, alle voorwerpen omvatte die normaal begraven worden. Maar onlangs heb ik een merkwaardige uitbreiding waargenomen van het instinct tot begraven bij een Yorkshire toy-terriër, een jong teefje, Bella genaamd. Zij stelde zich er niet mee tevreden het voedsel op de gewone wijze in de tuin te begraven, maar wij zagen haar de tweede fase van de handeling ook verrichten met voorwerpen die zij op haar mat of op haar stoel gelegd had, zoals haar halsband, eindjes sigaret of lucifers. Zij toonde hetzelfde gedrag met sintels die uit de haard op een krant ervoor gelegd waren. Eens, toen ik een bakje met al te warme melk voor haar op de grond had gezet, begon zij deze ritus van begraven met de karakteristieke bewegingen van het vegen met de neus in de richting van het bakje. De gemeenschappelijke eigenschap bij deze verscheiden voorwerpen is, schijnt het, niet hier of dadelijk verlangd te zijn. De aard van het niet dadelijk verlangd te zijn behoort bij de voedingsmiddelen die normaal begraven worden. Het gedrag van Bella ten opzichte van andere voorwerpen toont een uitbreiding van het begraven in de zin van: niet hier verlangd. Betreffende de waarneming of honden de gewoonte hebben later de begraven voorwerpen weer op te graven, spreken de feiten elkander tegen. Mijn ervaring van vele jaren met verscheiden honden is, in het algemeen, dat zij zoeken en terugvinden wat zij begraven hebben. Elders heb ik een sprekend voorbeeld vermeld van nauwkeurige topografische herinnering van verborgen voedsel, gevolgd door terugvinden en opnieuw begraven. Miss Pitt evenwel, een uitnemende waarneemster, zegt dat | |
[pagina 669]
| |
haar honden zeer zelden graven om terug te vinden wat zij begraven hebben.
Het is duidelijk dat sommige honden zorg dragen zich buiten waarneming te houden om hun kluiven te begraven, en dat zij niets begraven als iemand toeschouwt, hetgeen de bedoeling van het verbergen aanwijst. Dit bleek duidelijk in het geval van een onzer Yorkshire toys, een reu, zeer intelligent, die altijd lang zocht naar een geschikte plaats om in de grond te krabben waar men hem niet zag. De volgende waarnemingen, gedaan door een mijner studenten, betreffen een dashond, twee jaar oud. ‘In de tuin begraaft Squawks niets als hij argwaan heeft dat iemand hem gadeslaat. Dikwijls ben ik hem gevolgd wanneer hij iets wilde begraven, langzaam en plechtig liep hij dan naar de afgelegenste plekken van de tuin, terwijl ik op een afstand achter hem bleef en hij, met de staart omlaag, telkens stilstond om rond te kijken of ik hem volgde. Was het voorwerp een beschuit, dan eindigde de bespieding gewoonlijk met het schouwspel van een teleurgesteld hondje dat zijn beschuit opat met verwijtende blikken naar mij. Als het een kluif was liet hij die ten slotte liggen zodra hij begreep dat hij mij niet ontlopen kon.’ Maar sommige honden begraven het voedsel openlijk, zonder op te letten of het gezien wordt. Tot besluit kan men op grond van de zeldzame zekere feiten niet vaststellen dat honden, altijd of zelfs gewoonlijk, voedsel begraven met het doel het tot later te verbergen.
De vorengenoemde student vermeldde nog de volgende waarneming bij de dashond: ‘Vandaag nam hij het eerste beschuit en bleef ermee zitten eer hij het op de mat voor hem legde. Nadat hij er een ogenblik naar gekeken had nam hij het weer op, liep er langzaam mee naar een hoek van de kamer en daar duwde hij het beschuit tussen mijn muziekmap en de lambrizering. Vervolgens toonde hij de typische reactie van het begraven, hij streek met zijn neus alsof hij het tapijt naar het beschuit veegde, juist zoals hij doet met aarde over een kluif. Toen hij op deze manier het beschuit begraven had, ging hij heen, maar keerde spoedig terug om het naar de tegenovergestelde hoek van de kamer te brengen, waar hij het tussen een stoel en de lambrizering werkte. Het be- | |
[pagina 670]
| |
graven werd hier herhaald met lange veegbewegingen van de neus over het tapijt.’
Men moet erkennen dat het instinctief behaviour gewoonlijk past bij de normale omstandigheden waarin het dier leeft en dat het in in de regel dient tot een biologisch doel. Daarom werkt het instinct van begraven van de hond uitstekend in de natuur, waar zachte aarde of zand is; het faalt echter in de omgeving van een woonhuis. |
|