een goede daad met een blijk van goedkeuring, iets lekkers voor zijn bek, een aai of een vriendelijk woord, en bestraft men hem voor een verkeerde daad met een afkeuring, een tik, een bedreiging, een beknorring. Men hoede zich echter voor drift zowel als voor overdreven gevoeligheid. In drift immers, dat weet men uit ondervinding bij het opvoeden van de kinderen, ziet men zelf niet meer de rechte weg, en bij sentimentaliteit heeft men kans dat de hond de baas wordt.
Het is niet nodig de goede baas te waarschuwen tegen hardvochtigheid of al te strenge bestraffing. Maar wel moet men de voorbijganger of de toevallige toeschouwer eraan herinneren dat hij niet te haastig oordele over een baas die zijn hond tuchtigt. Als men Jantje verboden heeft aan het water te spelen en men ziet het hem toch doen behoort Jantje een tik te hebben.
Hoe men zijn hond ook grootbrengt, twee dingen moet men niet vergeten, dat hij zindelijk wordt en verdraagzaam. Een onzindelijk opgevoede hond kan nog wel van zijn baas houden, maar eerbied heeft hij niet voor hem. Een hond, die onverdraagzaam is, die de brave brievenbesteller aanvliegt of de vriendelijke bezoekster, maakt niet alleen zichzelf gehaat, maar ook zijn baas.
*
Want voor degene, die vergezelschapt is bij alle levenden, is er hope (want een levende hond is beter dan een dode).
Prediker, 9 : 4