Linnaeus Bondige beschrijving
Eet vlees, meelspijzen, verteert beenderen, braakt van gras. Drinkt likkend. Tilt een achterpoot zijdelings op. Neus vochtig. Loopt op de tenen, soms halfdwars. Laat bij hitte de tong uit de bek hangen. Loopt in een kring om zijn slaapplaats voor hij gaat liggen. Hoort scherp in de slaap, droomt. In alle omstandigheden trouw. Huisgenoot van de mens. Kwispelt bij nadering van zijn meester. Vergezelt die, vooruitlopende. Keert zich om bij kruiswegen, wacht. Leerzaam, zoekt verloren voorwerpen op. Doet 's nachts de ronde. Bewaakt vee voor wilde dieren en houdt het bijeen. Draagt geschoten wild aan. Bedelt aan de tafel. Eet gulzig. Als hij gestolen heeft trekt hij de staart in. Vijand van bedelaars. Heelt zijn wonden met likken. Huilt bij muziek. Bijt aan een toegeworpen steen. Bij naderend onweer onrustig. Verbreider van hondsdolheid. Wordt in de ouderdom blind.