lucht of van de aarde heeft geroken wat geen mens kan ruiken, want als men de waakhond nadert, zal hij wel bedaren, maar hij blijft aan de ketting trekken en hij blijft turen naar iets dat er omwaart.
Hij heeft andere ogen dan de mens en de wereld die hij ziet moet een andere dan de onze zijn.
De honden van Eumaeus toonden angst voor een goddelijke aanwezigheid toen zij Minerva gewaarwerden nog eer zij voor Telemachus zichtbaar was. Hadden zij de godin waargenomen door een zintuig dat de mens onbekend is?
Een verhandeling uit de zeventiende eeuw, Arcana Microcosmi, vermeldt: Dat het gehuil van honden dood en rampen voorspelt, is bewezen door de geschiedenis en de ervaring. Het bijgeloof bestaat nog heden dat het huilen, als het niet veroorzaakt wordt door honger of gevangenschap, betekent dat de honden de dood ruiken die er rondsluipt bij de woningen. En redelijke mensen stellen de vraag of men de keren geteld heeft dat er op het huilen geen sterfgeval gevolgd is. Dit is echter geen bewijs dat de hond niet iets heeft waargenomen.
Waar het ook voor gehouden wordt, het huilen, bij dag of bij nacht, de lang uitgehaalde jammering, waarin de stem schel, snijdend overslaat of in korte snikjes eindigt, is een uiting die de mens diep ontroert tot medelijden of angst. En de smart waaruit zij voortkomt is aanstekelijk, want de hond, die een andere hoort huilen, wordt er onrustig van, begint te kreunen en kruipt in een hoek.
Eens, in Jericho, heb ik dat gehuil de hele nacht gehoord, niet van een enkele hond, maar van een troep. Hoewel het smoorheet was mocht het venster niet openstaan omdat er dieven zwierven of een hongerig roofdier kon binnensluipen. De volle maan scheen door het gordijn. Eerst hoorde ik een hoog gejammer, ver weg, van veel stemmen, het werd onmiddellijk gevolgd door woest blaffen nabij. Er was ook geluid van hijgen en van dravende poten langs het venster. Het geschreeuw in de verte werd groter, dringender, het naderde en verwijderde zich weer, het zwol aan tot een diep geloei. Dan kwam het hijgen en draven weer dicht langs het venster en er klonk hier nu geen blaffen meer, maar hetzelfde huilen als daarginds, razend, kermend, als van een dolle pijn.