herkende, riep luid mijn naam, de vreugde schalde erin. Ik moest zijn uitnodiging wel aannemen om daar te gaan zitten, maar ik bleef niet lang want, hoe mooi het meisje ook was, aangenaam vond ik hun gezelschap niet. Gedurig keek zij naar mij, maar haar stem hoorde ik slechts één keer toen zij een opmerking maakte zonder zin: Vreemd dat mijnheer mij dadelijk zag. Ik begreep haar niet en dat deed er ook niet toe want haar stem, hoog en helder als die van een kind, was mooi genoeg.
Toen ik enige dagen daarna Elmer ontmoette had hij de glans van extase in de ogen en een gloed op de wangen. Ik zeide: Ik dacht dat je daarvoor op je hoede zou zijn. En hij antwoordde: Ja, met een vrouw, maar zij is geen vrouw, zij is onmenselijk en ik weet niets van haar dan haar stem, en haar ogen, en haar naam Parsiate. Alles moet ik vaarwel zeggen alleen om haar.
Meer sprak hij er niet over en daar ik niet nieuwsgierig was naar dergelijke avonturen vroeg ik geen bijzonderheden over het meisje met die exotische naam. Het bleek dat geen van de andere vrienden ervan wist dat Elmer een meisje had, alleen vonden alle dat hij er vreemd uitzag, verwilderd. Ik zeide niet anders dan dat hij zeker verliefd was en dit werd als een grapje opgevat. Pas later bezon ik mij dat ik de enige was die hem met dat meisje had gezien.
Nog twee keer ontmoette ik het paar kort daarna, weer in het park, weer in de vooravond. Uit een pad tussen hoge heesters komend, aan de vijver, stonden zij plotseling voor mij, zij met de hand op zijn schouder. Ik wilde hen voorbijgaan, maar ik hoorde dat hij iets tegen mij zeide, zo zacht dat ik het niet verstond. Dus keerde ik mij naar hem en kwam iets nader. Toen zag ik, dat zij hem wegtrok, alsof zij verhinderen wilde dat hij dicht bij mij kwam. Hij sprak weer, maar ik verstond het niet en naderde weer. Het meisje kwam voor hem staan, opgericht. Haar mouw moet heel dun geweest zijn, want ik zag hem erdoorheen. Toen zag ik ook, heel duidelijk, dat haar hand op zijn schouder enigszins doorzichtig was, laat ik zeggen zoals matglas. Zij keerde zich om en ging weg met hem, terug in de duisternis van het pad. Het was duidelijk, dat zij hun samenzijn niet gestoord wilde hebben, dus keerde ook ik terug.
En de laatste keer gingen zij mij voorbij juist toen ik het hek van het park uitkwam. Elmer stond even stil, hij noemde mijn naam, bijna gefluisterd, maar het meisje trok hem mee aan de