| |
| |
| |
De haarklover en de muggezifter
Een van de grillen van het lot had op die zondagmiddag de heren aan een tafeltje tegenover elkander geplaatst, terwijl er toch in de veranda van dat koffiehuis nog elf onbezette tafeltjes waren en zij dus afzonderlijk hadden kunnen zitten. De juffrouw, die hun de glaasjes had gebracht, meende dat zij bij elkander hoorden want zij leken sprekend op elkaar, eender gekleed, zij waren tegelijk binnengekomen en tegelijk gaan zitten. De glaasjes voor hen waren gelijk, even klein, maar verschilden toch daar het één een witte en het ander een groene likeur bevatte. De heren hielden de ogen gericht naar de straatweg, van fraaie klinkers aangelegd hoewel er nog geen huizen stonden, behalve enkele in de verte. Mensen waren er niet te zien, wel in het weiland een merrie met haar veulen, kijkend over het hek. Soms wendde de ene heer het hoofd naar het lokaal achter hem, snuivend wat de reuk die hij waarnam mocht zijn. Dit ontging de andere heer niet, die dan evenzo deed.
De ene heer stak een sigaar op, keek zijn tafelgenoot in het gezicht en zeide dat het mooi lenteweer was. Daar hij een lichte fronsing van de wenkbrauwen opmerkte vroeg hij of mijnheer het niet met hem eens was. Het bleek dat de andere veel op het weer had te zeggen en nadat ook hij een sigaar had opgestoken ontspon zich dadelijk een gesprek dat van het weer tot andere onderwerpen leidde en weldra met animo gevoerd werd omdat de een zowel als de ander voelde dat zij het niet eens zouden worden, ofschoon zich nog geen bepaalde punten van verschil hadden voorgedaan. De ene heer, die ervan hield recht op de man af te gaan, zeide: Hoor eens hier, mijnheer, een gesprek kan niet nuttig zijn als men de dingen niet bij hun naam noemt en daarbij vooraf betreffende de betekenis van de woorden overeen is gekomen. U hebt misschien weleens gehoord van de wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis, dat is mijn liefhebberij en er komt heel wat bij kijken. Al de narigheid in de wereld komt uit het misverstand, uit het verkeerd begrijpen van de woorden. Als u dit geen lenteweer noemt en ik noem het wel lenteweer, dan | |
| |
scheiden wij straks in onenigheid, waarvan de gevolgen ons onbekend zijn en dat eenvoudig, omdat u niet weet wat ik met lenteweer bedoel. In het algemeen gesproken kan er geen vruchtbare omgang onder de mensen zijn als niet iedereen precies weet wat een ander eigenlijk bedoelt. En daarvoor, zoals ik reeds zei, moet men de woorden verstaan, moet men enig idee hebben van etymologie, van fonetica, ja mijnheer, ook daarvan, want als een woord alleen maar geruis is heeft het niet eens betekenis. Dus moet men ook het verschil kennen tussen geruis en klank. Die onnozele vink zegt alleen maar piep, maar de mens heeft een schat van klanken om zijn gedachten uit te drukken. Maar zo'n klank kan uit uw mond een heel andere betekenis hebben dan uit mijn mond. Ik zeg bijvoorbeeld tegen u: mijnheer, dat is de waarheid en u schudt uw hoofd. Waarom gelooft u mij niet? Eenvoudig omdat u een andere opvatting hebt van de waarheid dan ik, omdat u dus volgens mijn opvatting niet weet wat de waarheid is. Waren wij nu eerst overeengekomen over de betekenis van het woord waarheid, dan zou u niet uw hoofd geschud hebben. Begrijpt u me?
De andere heer dronk een teugje van de likeur, veegde zijn snor af en antwoordde: Het is een gelukkig toeval dat u aan dit tafeltje bent komen zitten. Die wetenschap is al jarenlang mijn specialiteit, zodat ik van het een en ander op de hoogte ben. Ik neem aan dat u voldoende onderlegd bent en dat u dus begrip hebt van de grondbeginselen. Maar ik zal u eens op de proef stellen en als u daarna met mij hetzelfde wilt doen ben ik tot uw beschikking. Mag ik me even voorstellen, mijn naam is Lut. Ziet u wel dat u lachen moet? U weet niet eens wat Lut betekent. U weet niet dat het een woord is met een eerwaardige geschiedenis, een van de alleroudste van de menselijke taal. U weet niet dat men niet behoort te lachen om iets dat men niet kent. Natuurlijk zou u niet gelachen hebben als u even had nagedacht en u niet in de war had laten brengen door de indruk die dat woord in uw hoofd teweegbracht, waardoor u herinnerd werd aan een zeker type bij ons volk, dat u trouwens ook niet blijkt te verstaan. Voor lachen had u niet de minste reden. Uw gedrag heeft de droeve waarheid aangetoond dat het misverstand van een woord tot allerlei narigheden leidt, tot tweedracht, tot haat, tot oorlog. Maar liever dan het als een belediging op te vatten wil ik u de hand reiken en u inlichten. Ik noem u mijn | |
| |
naam: Lut en als u dan fatsoenlijk vraagt: quod hoc sibi vult? zal ik u fatsoenlijk uitleg geven. Misschien herinnert u zich dat Heli, afstammeling in het vierendertigste geslacht van Elidure, koning van Brittannië, drie zoons had, van wie de jongste Lud heette, de bekende stichter van de wereldstad London. Als u even wilt denken aan zulke oude woorden als liud en leod, zal het u duidelijk worden, dat mijn naam eigenlijk een heel volk betekent. Ziet u, mijnheer, dat er altijd iets te leren valt, ook op een zondagmiddag met zogenaamd lenteweer.
Daarna nam de heer Lut weer een teugje en nadat de andere heer een teugje uit het zijne had genomen, sprak hij: Zoals u ter snede hebt opgemerkt, mijnheer Lut, is het beter elkaar de hand te reiken dan elkaar de eerste de beste kleinigheid kwalijk te nemen, maar ik wens toch even te rectificeren dat u mij ten onrechte een spotlach bij het horen van uw naam hebt toegeschreven. U kent mij niet. U weet niet wie ik ben, wat mijn omstandigheden zijn, hoe ik de wereld beschouw, mijn medemensen, de staatkundige verhoudingen en niettemin meent u een zekere verrassing op mijn gezicht voor spot te mogen houden. Ik verzeker u dat ik vele Lutten ken van allerlei rang en stand, hetgeen ook de reden van mijn verrassing was, omdat ik niet verwacht had er op deze middag nog een te ontmoeten, maar geen enkele van de mij bekende Lutten zie ik voor zo oppervlakkig aan om over de geringste gelaatsuitdrukking dadelijk een oordeel klaar te hebben. Ik geef u de raad in het vervolg voorzichtiger te zijn. Het zijn juist zulke ondoordachtheden die tot misverstanden aanleiding geven, waaruit zoals u ook terecht hebt opgemerkt allerlei ongenoegen en tweespalt voort kan spruiten. Zonder u te willen grieven moet ik u onder het oog brengen dat het van een kinderachtige eigendunk getuigt mij, die u deze middag voor het eerst ontmoet, voor zo onwetend te houden dat ik de betekenis van uw naam niet kennen zou. Er zijn, zoals u weet, ook andere betekenissen en afleidingen van genoemd, maar ter wille van de vrede ben ik bereid de door u aangevoerde voor de waarschijnlijke te houden. Ik hoop dat wij het bij nadere kennis en langduriger omgang verder mogen brengen dan vrede, die immers, u zal het mij toegeven, een negatieve toestand is. Wij willen naar een hoger doel streven, naar vriendschap bijvoorbeeld. Daarover zijn wij het eens, goed en wel. Maar voor wij tot deze verhouding kunnen gera- | |
| |
ken is het noodzakelijk alle misverstanden die ons nog mochten belemmeren op te helderen en terzijde te leggen. Daarom maak ik gebruik van de gelegenheid om mij even aan u voor te stellen, mijn naam is Kwibus. U hebt die naam vermoedelijk meer gehoord, want wij zijn van een uitgebreide familie, er is dus geen reden voor u om zo erg verbaasd te kijken. Vergun mij te zeggen, mijnheer Lut, waaraan ik uw verbazing toeschrijf. In de wetenschap van de betekenissen zijn er, zoals u weet, enige zeer belangrijke hoofdstukken gewijd aan de associatie, een zaak die ook met de zielkunde in verband staat. Nu heeft zich naar ik vermoed bij het horen van mijn naam bij u de associatie voorgedaan van een voornaamwoord, deze indruk heeft een verwarrende uitwerking gehad, zodat u nog voor het onderscheidingsvermogen kon functioneren zich afvroeg waarom niet de nominatief gebruikt werd en die verwarring tekende zich op uw gezicht met de wezenloze verbazing van de leerling die zijn les niet kent. Als u niet een beginneling was in de kennis van de woorden zou u onmiddellijk begrepen hebben dat de eigennaam Kwibus niets heeft uit te staan met andere soorten van naamwoorden. Beginneling te zijn nu is geen schande, maar als wij het tot vriendschappelijke omgang willen brengen, moet ik u ernstig waarschuwen tegen betweterij. Laten wij eensgezind alle misverstanden opruimen en met wederzijdse hulpvaardigheid naar een hoger doel streven ten bate van de gehele mensheid. Er zijn nog andere waarschuwingen die u gerust van mij kunt aannemen. De hoogmoed dient nergens toe, nietwaar? daarom raad ik u dat dwaalbegrip, uw naam terug te voeren tot die van een legendarische stedestichter, van u af te zetten. Mijns inziens betekent het woord lut oorspronkelijk niets, evenmin als het piep van die vink, er zijn trouwens meer voorbeelden van woorden die niets betekenen, althans in het begin. Het zoeken van een betekenis waar er geen te vinden is heeft u al op bedenkelijke wijze verstrikt in de haarkloverij. Laten wij ons liever verdiepen in belangrijker woorden, zoals vrede, waarheid,
recht. Wat dunkt u, mijnheer Lut, van het recht?
Mijnheer Lut nam op één na het laatste teugje uit zijn glaasje en sprak: Alvorens daarop te antwoorden verzoek ik u mij enige opmerkingen te vergunnen. Nietwaar, mijnheer Kwibus, het heeft geen zin zulke hoge begrippen als recht en waarheid te onderzoeken en hun betekenis vast te stellen als men het niet | |
| |
eerst eens is geworden over lagere, zoals onze persoonlijkheden. Als mijn gehoor mij niet bedriegt sprak u van betweterij en van haarkloverij. Welnu, mijnheer, alvorens iemand van betweterij te mogen verdenken behoort men volgens mij het volkomen eens te zijn over de betekenis van dat woord, over weten, over goed en over beter weten. Ik vrees dat u oppervlakkig oordeelt en dat er voor een vruchtbare omgang tussen ons weinig te hopen valt. En haarkloverij, eilieve, hebt u zich wel eens afgevraagd wat dat kan zijn? Laat ik u, voor er onenigheid tussen ons uitbreekt, zeggen dat ik eraan twijfel of eendrachtig samengaan tussen ons mogelijk is. Inderdaad hecht ik een andere waarde aan de betekenis van woorden dan u schijnt te doen en met muggezifterijen over voornaamwoorden en dergelijk kleingoed laat ik mij niet in. Hoewel niet gebleken is welke opvatting van het woord kwibus door u gehuldigd wordt, geef ik volmondig toe dat ik er een andere opvatting van heb. Uw principe is verkeerd. Zie eens aan, u begint bij het woord in plaats van bij de zaak. U hebt op dat vogeltje geeneens een blik geslagen en u noemt het een vink. Beschouw het eerst en vraag dan: wat is het? Het is een puttertje, mijnheer. Ja, jammer is het wel dat onze opvattingen te veel verschillen om ooit tot eendracht, vrede en vriendschap te geraken.
Het is zeer jammer, sprak mijnheer Kwibus, vooral omdat wij met goede bedoelingen te zamen kwamen op deze vreedzame zondagmiddag. Vergun mij nog een opmerking, mijnheer, over een woord dat mij gegriefd heeft uit uw mond te horen. Geef u eens rekenschap wat muggezifterij kan betekenen en zie dan de onzin daarvan in. Wat nut zou het hebben muggen te ziften, verondersteld dat een voldoend aantal muggen zich daartoe lenen zou? Dat noem ik pietluttigheid en anders niet.
Mijnheer Lut dronk zijn glaasje leeg en zeide op kalme toon: Ik verkies geen zotte woorden aan te horen. Ik meen, mijnheer Kwibus, dat het beter geweest zou zijn als u aan een ander tafeltje was gaan zitten en mij niet lastig had gevallen met uw mening over het weer, dat ik met de beste wil van de wereld geen mooi lenteweer heb kunnen noemen. Onze wegen scheiden, mijnheer, en voor uw opvattingen verbeterd zijn heeft het geen nut elkander nogmaals aan te spreken.
|
|