omdat de klok twaalf of zes uur heeft geslagen. En soms eet ik alleen omdat iemand mij het trommeltje met krakelingen voorhoudt. Maar de ware reden is toch het stillen van de honger.
Neen, grootvader dat bedoel ik niet, maar waarom je eet.
Als ik hierbinnen dat lege, jeukerige gevoel heb, dan wéét ik dat ik iets in mijn mond moet doen, iets dat goed smaakt en dat ik kan kauwen. Als ik het lekker vind slik ik het ook in. En ik voel dat het mij goeddoet. Dus daarom eet ik.
O ja, zeide Louwtje, nu begrijp ik het. En waarom drink je?
Omdat ik dorst heb. Natuurlijk drink ik ook wel alleen omdat je mama een kop thee voor me neerzet of oom Joost, als het erg koud is, me een glaasje klare geeft. Maar meestal drink ik omdat ik dorst heb.
Neen, grootvader, je begrijpt me weer verkeerd. Ik bedoel drinken, waarom doe je dat?
Kijk, jongen, elke drank, water, melk, bier is een middel voor iets en als ik drink gebruik ik zo'n middel ergens voor. De mens, net als het dier of de plant, kan niet leven zonder nattigheid, anders droogt hij uit en verschrompelt. Als ik nu met de warmte zo'n droog gevoel hierbinnen krijg, dan weet ik dat ik gauw een groot glas water moet drinken. Dan ben ik weer fris en dat vind ik prettig. Dus daarom drink ik.
Dat is net als met eten, zeide Louwtje, je drinkt omdat je het prettig vindt. Maar waarom slaap je dan?
Dat is niet zo makkelijk te zeggen, want als je slaapt weet je niets. Of misschien wel, maar iets heel anders dan als je wakker bent. Als ik naar bed ga ben ik moe en als ik opsta is die moeheid weg. Dus je ziet dat ik slaap om te rusten.
Ja, grootvader, maar ik vraag niet waaròm, maar wáárom je slaapt.
Voor alles wat leeft is het zo ingericht, dat er een tijd is voor bezigheid, voor spelen, leren, werken tot je er moe van bent, en ook een tijd voor rust. Als ik de hele dag op de been geweest ben, vind ik het heerlijk te slapen. Begrijp je?
Louwtje dacht na en zeide toen: Ja, je slaapt omdat je het heerlijk vindt. Maar waarom ben je dan de hele dag op de been? Als je niet staat en niet loopt word je niet moe. Waarom sta je en waarom loop je?
Denk nu zelf even na, mijn ventje. Als je wakker wordt, wat doe je dan? Je staat op, daar heb je je benen voor gekregen. Maar