Ondanks hun drankzucht waren de Bruttagners, zegt men, de minst ontaarden.
De vijfde zoon, de zich noemende Knip, was een walgelijk creatuur geworden. Van zijn land Lubricagne is het beter te zwijgen.
De zesde,wiens naam of bijnaam men niet meer weet, heerste over een zeker Gangsterrijk. Ook hiervan wordt gezwegen.
Toen nu de eerwaarde Dignus, meer dan honderd jaren oud, deze berichten over zijn zoons vernam, overviel hem eerst de smart, daarna de toorn. Nadat ook deze gedaan was, peinsde hij over de oorzaken en over de redding der verdwaalden. Ik heb misschien te veel van ze gevergd, dacht hij in zijn goedhartigheid, wat mij in mijn jeugd gemakkelijk viel omdat ik goed geleerd had, bleek voor hen te moeilijk. Ik moet ze berispen, zeker, maar ik zal ze opnieuw leren wat de goede beginselen zijn. Slecht kunnen de jongens niet zijn, want zij hadden een goede moeder. Het is niets dan ondeugendheid.
Voor Dignus waren, zoals voor vele vaders, de zoons nog de jongens van zijn herinnering. De zoons intussen waren zelf reeds grijsaards, niet fors gelijk Dignus, maar verzwakt in hoofd, romp en ledematen.
Zo sterk was nog het ontzag, dat hij hun in hun kinderjaren had ingeprent, dat zij gehoorzaamden toen hij hen ontbood, behalve de zesde van Gangsterrijk, die wegbleef maar zijn knecht zond.
De vijf zoons en de Gangsterknecht werden binnengelaten bij Dignus in zijn hoge kamer waar hij voor zijn boeken zat. Het eerst sprak hij de knecht toe: Keer terug naar uw meester en zeg hem hier te komen om zijn straf te ontvangen.
Toen de knecht gegaan was richtte hij zich tot de zoons, die op een rij stonden met gebogen hoofden. Jongens, zeide hij, jullie hebben je ouders teleurgesteld. Het geloof van je ouders, dat zij van hun ouders kregen en dat zij jullie geleerd hebben, dat er maar één weg is voor de waardige mens, die het geweten hem wijst, dat hebben jullie verzaakt. Daar staan jullie met handen te vuil om aan te raken. Wie zal ze wassen als je het zelf niet doet? Ja, verbergen jullie de gezichten maar, de schaamte is een goed begin. Vergeet de slechtheid die jullie verontreinigd heeft en keert terug tot het fatsoen, de goede zede die ieder gewoon mens kent als hij in het hart schouwt.