| |
| |
| |
XVI
Wanneer zij voor schooltijd de stemmen van de kinderen hoorde in de gang of wanneer zij in de rustige morgen van haar naaiwerk opkeek naar de zon op de schutting van de tuin, moest zij tegenwoordig dikwijls aan mevrouw Oberon denken en dan dacht zij vanzelf ook aan Fientje. Het meisje had een goed oordeel, zij kon erop vertrouwen, en zij begreep niet waarom mevrouw Selvergedaen altijd op haar te vitten had. De vorige keer al, dat de Oberons twee zomers waren weggebleven, had Fientje iets gezegd over de mode en Klara had ingezien dat zij gelijk had. Het was toen de tijd van de zeer lange rokken, ruim van achteren, en gevaarten van hoeden, en toen zij haar nieuwe japon had thuisgekregen, paarlgrijs met veel garneersel, hoog in de taille, had Fientje gezegd: Dat staat u immers niet, mevrouw, met uw postuur, zo lijkt het of u van boven te schriel bent, van onderen te lang. De mode is er voor iedereen, maar u wil toch niet iedereen zijn.
Zij herinnerde zich dat zij toen, voor de spiegel, voor het eerst goed op de kleur van Fientjes ogen had gelet, een vreemde kleur, zij wist nog niet wat het was. De rok had zij laten vermaken en zij had een eenvoudiger hoed gekocht, van een vorige mode, en toen zij 's middags met de kinderen uitging hadden zij dadelijk gezien dat zij er anders uitzag, veel mooier, hadden zij geroepen. Zij had begrepen dat zij zich weer naar eigen smaak moest kleden, niet meer volgens de raad van mevrouw Selvergedaen. Waarom had zij, nu al twee zomers, naar haar geluisterd en kleren gekozen die zij zelf telkens weer opzichtig vond? Pronkzuchtig, noemde Fientje ze.
Nu was het alweer twee zomers achtereen dat de Oberons niet teruggekeerd waren. Jan dacht dat het haar niet veel kon schelen, maar nu zij wegbleven besefte zij pas goed dat zij graag hun stemmen hoorde, van alle bekenden hadden zij de stemmen die men in het geheugen hield, vloeiend, zacht, soms zo zacht dat men vooral mijnheer niet eens verstond en toch begreep wat hij zeide. Het stemgeluid dat er enigszins op geleek was dat van | |
| |
Fientje, alleen klonk het voller en warmer. Als zij zong kon men horen dat zij het met haar hart deed. En nu had Fientje weer iets gezegd dat haar onwillekeurig aan mevrouw Oberon deed denken.
Het was stil in huis nu de kinderen naar school waren, zij zat voor de open tuindeur, starend naar de blikkerende vensters en de lucht daarboven. Zij hadden er lang over gepraat, zij en Jan, en besloten nog niet alle meubelen weg te doen, alleen de allerlelijkste die zij bij hun trouwen hadden gekregen, en voor de huiskamer nieuwe te kopen wanneer zij verhuisden. Wel waren zij het erover eens dat het goede moesten zijn, moderne, streng van vorm en lijn, egaal van kleur. Toen had mevrouw Selvergedaen haar een pleizier willen doen en haar die penantkast cadeau gezonden. Rozehout, heette het, met rondingen en ribbels, erg glimmend en met zo veel verguldsel dat het steeds de ogen trok. Lelijk vond zij het niet. Natuurlijk, hier bij de eenvoudige meubelen stond het niet, maar als zij nieuwe kocht die erbij pasten? Toen Fientje de penant bekeek vroeg ze: Gaat u de kamer in het nieuwe huis helemaal zo inrichten? het is net een palfrenier in zijn zondagse pak. Zulke meubelen hadden ze in de komedie ook.
En in haar lachje was iets dat aan mevrouw Oberon deed denken. Het was waar, meubelen zoals dit had zij zich niet voorgesteld te kopen, en zij kon zich door het cadeau toch niet laten dwingen. Mevrouw had het stijl genoemd zoals men het bij de eerste families zag, ja, maar het kwam toch niet overeen met haar eigen smaak.
En op een maandag had zij Fientje meegenomen naar het magazijn en samen hadden zij de nieuwe meubelen uitgekozen, rechtlijnig, met effen lilagrijze stof bekleed. En toen zij het met Jan niet eens kon worden over het behang hadden zij Fientjes mening gevraagd en die wees juist de keuze van Klara aan.
Met de verhuizing ging het vlug, naar de overkant een gracht verder. De werkster kwam iedere dag en ze waren ook gauw op orde. Toen zagen zij pas goed de deftigheid van het huis, met de brede marmeren gang, de eikehouten trap, waarvan de derde trede altijd piepte. De zware voordeur wilde niet anders dan langzaam open- of dichtgaan, hoe men ook trok of duwde. De grote kamer had drie hoge vensters, in ruitjes verdeeld, een roomkleurig plafond versierd met een guirlande van appelen, en | |
| |
op de vloer lag een grijs tapijt dat een geelachtige glans kreeg bij helder weer. Fientje had het aangewezen en Klara vond dat dit eigenlijk de rustigheid aan de kamer gaf.
Heerlijk rustig, zeide Jan, we moesten hier alleen maar een paar vrienden ontvangen. Die Kwintus zijn we gelukkig kwijt. Dit is een huis voor ons hele leven.
Mijnheer Sekeris had het gekocht en hij was een man op jaren, dus men kon nooit weten hoe het lopen zou. Wel zou Jan meer kunnen overleggen nu het voorspoedig ging, maar Klara's erfdeeltje van haar moeder was al voor de inrichting bijna geheel gebruikt.
En zij had nog zoveel te kopen want zij vond dat het juist de versieringen waren die een huis het karakter gaven en het gezellig maakten. Al de prullerij van het vorig huis had zij op zolder laten zetten, koperen bakjes, kristallen kandelaars, het nikkelen tafeltje en het rookgarnituur, zij wilde nu weinig voorwerpen hebben, maar heel mooi.
Het was onbegrijpelijk dat Fientje wist te zeggen waar zij iets moois kon vinden, iets dat zij dadelijk bewonderde, want haar uitgang viel op zondag en dan waren de winkels gesloten, bovendien zat zij dan altijd bij haar tante. Die blauwe kom had zij gezien bij een uitdrager in een dwarsstraat toen zij er voorbijging, het was oud en zij had er alleen naar staan kijken omdat het juist hetzelfde blauw was als die ene broche van mevrouw Oberon. En zo was het met de twee vaasjes, die de glans hadden van een mantel die zij mevrouw Oberon had zien dragen, en zo met het tafelkleed, bijna gelijk aan het kleed dat op Houtlust op de tafel lag, blauw, een beetje verschoten, het kon wel oosters zijn.
Let maar op, zeide Fientje, als mevrouw Oberon komt of ze het ook niet mooi vindt hier in de kamer. Goed dat u die penant in het salon hebt gezet, daar ziet u het toch niet, iemand zou erdoor aangestoken worden als hij altijd pronk voor zich heeft.
Toen de majoor Vink en zijn vriend mijnheer Sekeris naar de inrichting kwamen kijken stonden zij verbaasd in de huiskamer, de een zette grote ogen van boven naar beneden, de ander blies en pufte, beiden schudden de hoofden heen en weer.
Dat is zeker modern, zeide de majoor. Niets voor ons, hè, Koenraad? Dan is het bij ons gezelliger.
De majoor, nu gepensioneerd, had na het overlijden van zijn vrouw samen met mijnheer Sekeris een bovenhuis gehuurd, dat | |
| |
was voor hem toch aangenamer gezelschap dan de huisgenote Lena Das en ook nog mevrouw Selvergedaen als geregelde bezoekster. Hij kwam er rond voor uit dat hij met deze dames niet overweg kon.
Ik kan wel zien, voegde hij erbij, dat je je bij de inrichting weer hebt laten leiden door dat bruine wijf. Overal bemoeit ze zich mee, je zal spijt hebben van dat boeltje.
Mijnheer Sekeris zeide alleen maar: Andere tijden andere zeden. Ik geloof nooit dat het solide spul is zoals toen wij jong waren. Och, och.
Adriaan en Ulderike Boel kwamen op een zondagochtend toen het regende en de kinderen aan de tafel met plakplaatjes speelden. Er lag een geopend boek. Adriaan nam het dadelijk op, bekeek de voorkant en de achterkant, zette de lorgnet op en las.
Weer een uitvindsel, zeide hij, gedichten. Waanzin. Jan maakt mij niet wijs dat hij er iets van snapt. Eerlijk gezegd, beste kerel, vind ik dat je je tijd beter kan gebruiken dan met zulke kinderachtigheden van de schoolbank. Wou je maar naar mijnheer Selvergedaen luisteren en doen zoals ik, er is nog zoveel in stand te brengen voor je medeburgers. Waarom weiger je koppig lid te worden van onze vereniging? je bent toch ook liberaal? je hebt toch ook een open oog voor de sociale noden? Er is nog zoveel te reglementeren, vooral in deze tijd van ontwrichting tussen kapitaal en arbeid. Je mag geen egoïst zijn en alleen aan je pleiziertjes denken. Je zal zien dat ik al lid van de raad ben als jij nog met die versjes zit te kniezen en oud bent voor je tijd.
Naar de meubelen keek hij niet, maar zijn vrouw had reeds alles gezien en bij Klara aan het venster zittende zeide zij: Jullie hebben gelijk dat jullie die oude rommel hebben afgeschaft nu Jan een beter inkomen heeft, ik vind het alleen jammer dat je mij niet eens geraadpleegd hebt bij je keuze. 't Gaat anders wel. Modern, nu ja, wat stijf en hoekig, en de vieze vingers van de kinderen zijn er zo op te zien. Dat tafelkleed is veel te schel, zeg ik, en niet sterk. En je schoorsteenmantel vind ik zo koud, alleen maar de pendule en die armoedige kom, het lijkt wel uit de bazaar. Zeg, ik vind dat die Fientje van jou pretenties krijgt, de meid ziet er mij te licht uit met die korte rok en die pantoffeltjes en dat ingeregen middeltje. Zoëven toen ze opendeed was het ook net of ze lonkte tegen Adriaan, het nest.
Abram Appelaar moest enige keren gevraagd worden voor hij | |
| |
komen kon, want hij had het altijd druk, niet alleen voor zijn zaak, maar ook voor allerlei liefhebberij. Vooral het timmerwerk nam veel van zijn vrije tijd in beslag, zijn handen waren er hard van geworden, en voor de weldadigheid bovendien had hij zo veel te lopen dat hij de gewoonte had zich het voorhoofd te vegen. Het gebeurde dikwijls dat Jan hem opzocht en niet thuis trof. Toen hij nu kwam met zijn zuster stonden zij beiden met de handen opgeheven van bewondering.
Dat is mooi, zeide hij, dat is begrip van ruimte. Nu heb je hier harmonie, onze goede Oberon zal er schik in hebben.
En Deborah zat met de blauwe kom in haar handen terwijl zij een afspraak maakten om weer samen te musiceren.
Ook juffrouw Lena Das zag iets van schoonheid in de nieuwe kamer, iets dat zij niet kon uitdrukken. Zij kwam vergezeld van Dina met wie zij, nu de Oberons weggebleven waren, ook gedurende de zomer samenwoonde. Zij staarde alleen naar het tapijt en naar de kom op de schoorsteenmantel, haar glimlach werd iets breder en zij zeide: Die kleuren. Zulk grijs zie ik voor ik inslaap, oneindig. Dat blauw doet me denken aan een hoge aura. Als ik niet wist dat mevrouw Oberon zo ver weg was zou ik denken dat je het van haar had, maar het kan toch wel zijn dat zij het je heeft meegedeeld. Het is hier stiller dan in het vorig huis.
Klara deed de ogen even toe en Jan knikte, zeggend: U bent de eerste die dat merkt.
Op een schemeravond zaten zij voor de open vensters, er tintelde nog licht op de rode daken achter de tuintjes. In de gang waren de twee jongens bezig en uit de keuken beneden klonk het geluid van de borden, nu en dan de hoge stem van Ida, een antwoord van Fientje. Hij legde het boekje op de vensterbank en keek naar haar. En toen zij de ogen opsloeg zeide hij: Ik weet niet hoe het komt dat ik het hier zo rustig vind, van het begin af. Hier ben ik pas gedichten gaan lezen, weet je wel dat ik er nooit toe komen kon hoe mijnheer Oberon het ook aanried? Het is me of door die ritmen alles ruimer wordt en of alles wat ik rondom me zie mooier is. Soms heb ik hetzelfde gevoel als in die tijd toen we vijftien, zestien waren. Wat was er toen veel dat ik je had willen zeggen. Nu heb ik te denken aan het dagelijks werk, maar dat is het niet wat stoort in de gevoelens. Het is het gekakel van wat die zegt en wat die ervan vindt. Jij hebt nu ook geen behoefte meer | |
| |
aan visites. Heb jij dat ook als je gedichten leest, dat het is of je in de verte stemmen hoort?
Niet alleen als ik lees. Als de kinderen naar school zijn en je hoort alleen Fientje ergens bezig, sta ik hier wel even in de kamer te kijken en het is me net of er stemmen zijn, om beurten, zangerig. Soms zie ik jou dan voor me, maar het is toch anders. Soms doet het me denken aan muziek die ik niet thuis kan brengen, zoals mevrouw Oberon wel speelt.
En na een poos, nadat zij beiden naar de daken hadden gekeken, zeide zij: Waar zouden de Oberons toch zijn? Ze zijn nog nooit zo lang weggebleven, ze zullen dit jaar wel niet meer komen. Ik ben benieuwd hoe ze het hier vinden. O ja, vergeet het niet, we zijn weer geïnviteerd voor zaterdag, een diner weer aan het IJ als het mooi weer is, mijnheer Sekeris is jarig.
Haar vader had de vorige maand daar een diner gegeven waaraan hij ook al hun vrienden had genodigd, behalve mevrouw Selvergedaen. Nu was het de beurt van zijn vriend Sekeris, die tegenwoordig nog gemakkelijker dan hij de portefeuille uit de zak haalde en meende dat ook anderen van zijn verjaardag mochten profiteren.
Het gezelschap zat aan een lange tafel dicht bij het water, nog fel schitterend van de zon. De stemmen van mijnheer Selvergedaen en Adriaan Boel werden al bij de voorgerechten luid, zij zaten aan de uiteinden en zij riepen elkander toe, zodat ook de dames onder elkaar hard moesten praten.
Men is verplicht zich nuttig te maken voor de maatschappij, riep Adriaan.
Juist, zeker, riep mijnheer Selvergedaen terug. Het is genoeg bekend dat ik iedereen met alle macht zal helpen die gezonde ideeën voorstaat. Wij hebben invloedrijke relaties, dat heb je zelf ondervonden. Het kapitaal is dadelijk gevonden, de vennootschap in een dag gevormd en als een jonge man met energie aan het hoofd staat garandeer ik het succes en een ruim inkomen. De majoor en onze oude vriend Sekeris hebben er geen vertrouwen in omdat er durf voor vereist wordt, besef van plicht en een gezond inzicht, geen dweperij. Mensen naar het model van die Oberon zijn niet te gebruiken. Maar ik heb er zo veel vertrouwen in dat ik die vennootschap al voor me zie, ik steek er zelf twintig mille in. Wacht maar, je ziet het gebeuren, en de directeur verdient er meer dan jij, Adriaan. Misschien kunnen we combineren.
| |
| |
Aan het dessert richtte hij het woord tot de andere heren, een voor een, om hun zijn plan uit te leggen, maar voor Jan scheen hij het niet nodig te achten. De woorden vennootschap en kapitaal klonken herhaaldelijk luid in de gesprekken. De dames stonden al op het balkon aan het water rondom Klara, haar kanten kraag bekijkend en betastend, terwijl mevrouw Selvergedaen toonde waarom het geen echte valenciennes kon zijn.
De volgende morgen kwam mevrouw Selvergedaen al vroeg bij Klara met een groot pak aan de hand.
Ik wist niet dat je zoveel van mooie kant hield, zeide ze. Dat je tegenwoordig behoefte hebt aan mooie dingen heb ik anders wel opgemerkt, lieve, en dat is een neiging die ik altijd graag aanmoedig. Hier heb ik een sjaal van echte point de venise voor je meegebracht, antiek, misschien wel wat groot voor je, het is voor een forse gestalte, maar je ziet er vanzelf groter uit als je het goed weet te plooien. Het geeft me altijd zo'n gelukkig gevoel als ik iets voor je kan doen. Meer dan eens viel het me op dat het zo kaal was hier in de kamer, en nu ik weet dat je gevoelig bent voor kunstvoorwerpen, kan je dat aan mij overlaten.
Toen de sjaal Klara over de schouders was gelegd reikte hij tot de grond. Fientje, die de koffie binnenbracht, bleef even staan met het hoofd terzijde en een lachje.
Als wij nu een diner geven en je draagt die sjaal, zeide mevrouw, dan zal je de afgunst van Ulderike zien.
En die avond kwam mijnheer Selvergedaen om met Jan te praten. Hij had zich bijzonder zoet geparfumeerd, zo sterk dat de jongens Toon en Koen gezichten trokken achter zijn rug en Idaatje vroeg: Moeder, mag het raam open?
Hoor eens hier, zeide hij, laten we mekaar goed verstaan. Ik hoef niet te herhalen wat ik je uit den treure verzekerd heb, dat je bestwil me meer dan iets anders ter harte gaat. Als ik een zoon had zou hij me niet dierbaarder zijn. Hoe oud ben je nu? Goed, in de kracht van je leven. Je hebt drie hard groeiende kinderen, volwassen voor je het weet. Het is waar dat je op het ogenblik een bevredigende positie bekleedt, maar kapitaal bezit je niet. En als je komt te vallen, wat is dan het lot van je vrouw en kinderen? Daar heb je ongetwijfeld zelf over gedacht. De zaak, waarvan je nu aan het hoofd staat, om zo te zeggen, is voor uitbreiding vatbaar, ik maak me sterk dat iemand met jouw capaciteiten er binnen korte tijd de grootste onderneming van het land | |
| |
van kan maken. Met salaris en tantièmes haal je makkelijk twintig mille. Dan is de toekomst van je gezin gewaarborgd, je zoons volgen je op. Je kan de teugel vieren aan je liefhebberijen, kostbare boeken kopen, kostbare toiletten voor je vrouw. Alleen moet je je voorlopig beheersen, het gedroom en gedweep met poëzie opzij zetten, om alleen te streven naar dat doel. Je begrijpt me, je weet dat ik gelijk heb. Denk er eens grondig over na en op de dag dat je je eigen belang begrepen hebt, ben je directeur van een vennootschap met een krachtig kapitaal. Maak je over de details niet bezorgd, je kent me. Je kinderen worden groot, het is tijd dat ik me het lot van je jongens aantrek, zoals ik altijd ook voor jou gezorgd heb.
Jan had hem aangehoord in rechte houding terwijl hij met de vingers op de tafel trommelde. Nu antwoordde hij: Klara en ik, we zijn tevreden met wat we hebben, waarom zouden we ons zorgen maken om meer geld? Het zou meer tijd kosten en die besteden we liever aan mooie boeken en muziek, voor ons genoegen en voor ons verstand. We zijn mijnheer en mevrouw Oberon dankbaar dat ze ons altijd voorgehouden hebben dat ontwikkeling en genoegen meer zijn dan rijkdom.
Je begrijpt me niet. Het is niet alleen het financiële voordeel dat in deze wereld telt, al ben jij ook maar een mens van vlees en bloed die graag veel van het beste heeft. Maar we willen geen egoïst zijn en alleen ons eigen voordeel zoeken. Zoals ieder ernstig mens bezit jij een sterke aandrift naar morele bevrediging en die neemt toe met de jaren. Ik hoef het je niet te zeggen, wat jij van je medemens verwacht, een zedelijk hoog peil, dat verwachten ze ook van jou. En van een ernstig man mag geëist worden een besef van hetgeen hij verplicht is aan een goed geordende maatschappij als de onze. Wij weten dat de maatschappij niet volmaakt kan zijn omdat zij immers gedurig verandert, maar allen die ertoe in staat zijn behoren mede te werken tot de verbetering van de wijze waarop zij verandert. Hoe hoger je maatschappelijke positie, hoe gewichtiger de taak die je te dragen krijgt voor het algemeen welzijn. Het is geen nieuws voor je wat ik zeg, maar ik wijs er je op omdat jij je aan die verplichtingen onttrekt. Je hebt meer intelligentie dan Adriaan Boel, iemand met jouw kundigheden behoorde al lang een stem te hebben in het bestuur van verenigingen en zaken die het algemeen belang dienen. Denk daar ook eens aan, Jan, en verspil geen tijd aan je liefhebberijen.
| |
| |
Toen hij nog in de gang met Jan stond te praten kwam Fientje de kamer binnen met rozen die zij in de tuin geplukt had, zij hield ze Klara voor het gezicht en ze zeide: Nu moet u eens ruiken, mevrouw, het is of je de hele zomer inademt. Ik zal ze in een vaas doen, dan houdt u die geur hier bij u.
En mevrouw Selvergedaen hield natuurlijk haar belofte. Nog dezelfde week, op een middag dat Klara uit was, brachten twee mannen enige kisten, die zij voorzichtig uitpakten, en zij plaatsten in de huiskamer ter wederzijde van de schoorsteenmantel twee Japanse vazen, groen en zwart met goud bestoven, bijna een meter hoog, die zij vulden met pauweveren. Op de schoorsteenmantel plaatsten zij twee geëmailleerde vazen, rose en verguld, in de hoek zetten zij een console neder, van zwart hout met rood peluche, dragende een bronzen groep. Toen Klara thuiskwam stond Fientje er met de kinderen naar te kijken.
Ach, zeide ze, wat is dat aardig van mevrouw. Mooi zijn ze. Alleen vind ik...
Zij keek Fientje aan met de wenkbrauwen gefronst, vragend.
U moest ze maar in het pronksalon zetten, ze passen beter bij de penant. Naast die vergulde vazen zou je uw blauwe kom haast niet zien.
Neen, moeder, riep Idaatje, het is allemaal juist zo prachtig.
De jongens, ieder met een pauweveer rondom de tafel lopend, stompten elkaar en wierpen een van de vazen om, gelukkig was zij niet beschadigd.
Toen Jan thuiskwam stond Fientje, die de tafel dekte, weer te kijken. Hij zeide niets. Hij wenkte haar met de vinger en samen droegen zij de grote vazen en de console weg, de rose lieten zij staan.
Waarom heb je die niet weggebracht? vroeg Klara toen ze beneden kwam.
Dan kan u morgen op uw gemak het verschil beter zien.
Er was nooit zo druk bezoek geweest van mevrouw Selvergedaen des middags, van mijnheer des avonds, en ook de andere vrienden en bekenden kwamen weer veel, zelfs Kwintus, nu hij zich de tweede keer met zijn verloofde had verzoend.
Soms begon Klara al dadelijk wanneer de kinderen naar school waren met pianospel of met lezen omdat zij wist dat er straks geen tijd voor zou zijn, maar hoe vroeg zij ook begon, er werd aangescheld en mevrouw Selvergedaen trad binnen met haar | |
| |
honden, de een gluipend, de ander grommend en waggelend van ouderdom. En altijd bracht zij een geschenk, flacons voor de toilettafel, sachets, geborduurde kleinigheden. Klara dankte kort, zij vond zichzelf koel. Misschien had zij ze mooi gevonden als zij ze zelf gekozen had, nu was er aan die geschenken iets dat haar hinderde. Altijd wanneer Fientje dan binnenkwam keek zij naar haar gezicht en altijd was er de heldere lach, maar de cadeautjes op de tafel scheen zij niet op te merken. Mevrouw Selvergedaen, die het gesprek onderbrak, nam het meisje scherp op, van het hoofd tot de voeten, met een glinstering in de genepen ogen. Eens, nadat de deur weer was toegedaan, viel zij uit in gefluister: Wees op je hoede, het is een slang die je koestert, ik waarschuw je. Al lang heb ik het zien aankomen, maar ik wou je niet verontrusten. Let eens op haar ogen als ze naar Jan kijkt.
En 's avonds na het eten las Jan maar een kwartiertje, telkens opkijkend, en legde het boek gauw in de kast wanneer hij aan de voordeur mijnheer Selvergedaen hoorde. Die nam hem bij de arm en voerde hem mede de trap op naar zijn kamer om verder te praten over de plannen die hij had uitgewerkt. Iedere avond kwam hij.
Het was al herfst, de kachel brandde voor het eerst toen Jan tegenover Klara ging zitten voor de lege theekopjes van de bezoekers. Tegen Fientje, die opruimde, zeide hij met een knipoog: Neem die rose vazen ook mee, we hebben er genoeg van.
En tegen Klara: Ik heb die vent gezegd hier niet meer te komen, ik wist niet dat ik zo driftig kon worden, misschien heb ik al te grof gescholden.
Fientje knikte en Klara vroeg: En wat zei hij?
Hij boog dubbel van het lachen, het was of zijn neus scherper werd. Wist jij dat hij groene ogen kan hebben? van dat giftig groen zoals van die vazen? net iemand die ik vroeger eens gezien heb, lang geleden, ik weet niet meer waar. Hij zei alleen: het komt toch in orde, en ik hield de deur voor hem open, ik had hem wel de trap af willen smijten.
Toen Fientje met de rose vazen de deur uitging hoorden zij haar lachen, tot in de keuken, hoog en lang. En twee keer achtereen klonk er geluid van iets dat op de stenen vloer viel, weer gevolgd door lachen.
|
|