en Deborah Appelaar. Daar volgden dan weer discussies op en het gebeurde vaak dat de derde vriend hen moest overtuigen dat zij meer welwillendheid en wederzijds begrip moesten tonen. Vooral over de financiën hoefde men zich niet zo druk te maken.
Eerlijk gezegd, zeide hij eens, heb ik er spijt van dat ik twee goede vrienden advies heb gegeven over fondsen en ik denk er hard over mij voortaan daarvan te onthouden.
In de vroege zomer gaven de Appelaars ter gelegenheid van hun zilveren bruiloft een feest, waarop zo veel gasten genodigd werden dat zij er lokalen voor huurden in het beste feestgebouw. Zij waren hartelijke mensen, ruim van gastvrijheid en bij velen bemind. Natuurlijk werden de Morgenroods en de Vinks uitgenodigd, maar bovendien de heren Selvergedaen en Sekeris, al was het alleen maar omdat zij vaak belangstelling hadden getoond voor de jonge Abram.
Het feest werd gevierd in grote zalen, een voor de ouderen, een voor de jongeren, een voor de dans, en het begon pas om negen uur niet een toespraak. Tegen middernacht gingen de gasten in de grote zaal aan de tafels zitten voor het souper, dat volgens het menu lang zou duren. De wijn fonkelde tussen het kristal en de bloemen.
Wie is die mijnheer met die grote knevel, daar tegenover mijn vader? vroeg Klaartje die naast Deborah aan de andere tafel zat.
Die daar? Dat weet ik niet, antwoordde zij, ik geloof een soort inspecteur.
Wie is die man daar met die snor, die zijn glas alweer leeg heeft? vroeg een schoolvriend Abram Appelaar.
Bedoel je die tegenover die met de lange knevel? O, dat is een majoor, een beste man, maar hij weet niet veel, antwoordde Abram.
Al bij de voorgerechten kwamen de pistaches, mirlitons en papieren mutsen te voorschijn. Jan Morgenrood en Klaartje Vink, nu naast elkaar, lazen de rijmpjes en plaagden elkaar. Zij had een blauwe muts op, die zij met hem geruild had omdat blauw haar beter stond dan rood. Adriaan Boel, tegenover haar, die telkens iets mals riep, vond zij een pedante jongen, helemaal niet geestig, en hij zong vals. Zij kon niet alles verstaan wat Jan zei, omdat hij zacht sprak en de muziek werd soms al te opdringerig.
Kijk, zeide ze, de inspecteur zit al te gapen, hij is zeker niet gewoon zo laat naar bed te gaan.