de kanselier. Als ik schiet, dacht hij, geef ik dat kind een schrik. Hij keek de duivel alleen maar aan en die viel neer van de angst. Natuurlijk was de jonge man niet te vinden toen er naar hem gezocht werd.
De kanselier beval spoedig een trein te bestellen omdat zijn aanwezigheid in een andere hoofdstad dringend nodig was en het baatte niet of zijn bewakers een arts lieten komen, of die arts verklaarde dat het hachelijk voor hem zou zijn een reis te ondernemen, de belangen van de staat, zeide hij, riepen hem. De trein vertrok nog voor de dageraad en de wreker reisde mee. Niemand zag hem, maar de kanselier wist het.
Bij zijn aankomst, toen hij zwak uitstapte en door hooggeplaatsten begroet werd, herkende hij die man, zwart van kolendamp. Hij liet hem grijpen. De jonge man werd onderzocht, maar men vond geen wapens, want hij had al begrepen dat zij niet nodig waren.
Terstond verder reizen kon de kanselier niet. Hij at niet meer, hij sliep alleen van opium. Toen hij weer vertrok zag hij de jonge man, die achterbleef en hem nakeek. Hoe het kwam dat de angst hem nog erger benauwde, wist hij niet.
De wreker had ontdekt dat het geen volle wraak zou zijn hem te doden, want zodra hij stierf was hij hem ontgaan. Toch was dit het meeste wat hij mocht doen.
In de andere stad ontving de kanselier een briefje met de woorden: Domme duivel om weg te lopen, duizenden wachten op je. Hij werd een paleis binnengedragen, hij nam zijn slaapmiddel en sliep.
In de morgen werd hij vroeg wakker, te versuft om de ogen te openen. Hij hoorde dat zijn lijfdienaar door de kamer liep, hij keek eens en hij zag dat hij de jas met goud gereedlegde, de jas die hij sedert lang niet gedragen had, hij bezon zich welke aanzienlijke hij deze dag ontvangen moest. Een klok sloeg, hij kwam uit bed. Toen hij gekleed was belde hij. De lijfdienaar trad binnen met een zonderling voorwerp in de hand, een kinderschoen, die hij op de tafel legde. De kanselier keek hem aan, hij kon zijn ogen niet meer toedoen.
Kijk, sprak de wreker, je stond in diezelfde jas te kijken toen een van de duizenden die schoen verloor.
Meer hoefde hij niet te spreken, de kanselier had het leven al verlaten.