solisten, wij zijn maar jongens van de kapel. En tegelijk zetten zij in, een psalm, een kyriel, een hymne, een gloria. De duivels rolden de staart over de arm en verzwonden binnen de gloed.
Toen keerden de jongelieden terug naar de stad, maar hun gedaante waren zij kwijt, zodat niemand hen kon zien. En zij vroegen elkander wat zij er eigenlijk mee bedoelden, dat zij met de wereld niet hadden afgedaan. Het is bekend dat muzikanten, als zij met woorden moeten spreken, hun gedachten niet duidelijk kunnen zeggen, men beweert zelfs dat de echte muzikant helemaal geen gedachten heeft, maar dat kan niet waar zijn. Hij heeft muzikale gedachten. Ach, zei Flageolet, wat geeft het of ik zeg zus of zo, ik zal jullie voorspelen wat ik hier verlang. Hij blies wat tonen, volle en fijne, lange en korte, die klonken als de slag van de nachtegaal. Hij zei: Het is nog veel, veel meer, en dat begrepen zij. Gitaar zei: Hoor wat ik verlang, en speelde een bolero, zo roerend van ritme dat de goudenregenboompjes van het plantsoen wiegelden en dansten. Ja, zeide Viool, dat is wel veel, maar wat ik verlang is nog anders en nog meer, hoor. Misschien raakte hij met de strijkstok niet eens de snaren aan, zo fijn versmachtend vloeide er een cantilena uit, gelukkig dat er geen mensen waren, want zelfs de vrienden stonden met tranen. Dat is alles mooi en wel, zeide Klarinet, maar er is nog meer dan van de meisjes en de liefde, hoor. Hij blies een schitterende bravura waarvan al de hanen in de omtrek wakker werden, en zij dachten dat de zon scheen.
Nu dan, zij wisten wat zij van de wereld nog verlangden, maar aangezien zij schimmen waren die enkel in de nacht, wanneer de mensen op de bedden lagen, mochten dolen, was al wat zij krijgen konden van de natuur der schimmen.
Het was een vreemd verschijnsel in de stad. Eerst had men op het stadhuis geklaagd, zo veel dat de politie er moedeloos van werd, want altijd bleek bij onderzoek dat bij alle buren de piano en de radio zich ordelijk hielden aan het verbod van middernacht. Een heer schreef in de krant over vibraties in de atmosfeer, weerkaatst uit het halfrond der tegenvoeters, en met die verklaring was men voldaan, ja, menigeen vond de nachtelijke muziek nu niet vervelend meer.
Voor sommigen bleef het wel onrustig, vooral voor oude heren, oude dames, die toch al weinig van de nachtrust genieten konden. Een gepensioneerd majoor, die al zijn kameraden over-