vaartuig dat het minste ijzer bevatte, al was het maar een spijker, en zo'n eiland tot drie mijl naderde, werd erdoor aangetrokken en voor eeuwig vastgehouden. Mandeville vertelt van een eiland in de zee van Indië, waar hij wel duizend schepen zag, maar geen een had iets van ijzer aan boord.
Een kaap om te varen is nog tegenwoordig, zelfs voor de grootste boten, een gebeurtenis belangrijk genoeg om het naar huis te berichten. In vroeger tijden, toen men met riemen of met een latijns zeil voer en, zonder kompas, onder de kust bleef, verborg de andere kant van een kaap het onbekende. Vooral op de Duistere Oceaan had een gezagvoerder alle inspanning nodig om zijn mannen moed te geven bij het omvaren van een der kapen aan de Afrikaanse westkust en het was een overwinning voor de zeevaart, toenna een halve eeuw van herhaalde pogingen de Portugezen eindelijk Kaap Nao passeerden. Het is haast niet te begrijpen hoe grootse daad het voor de tijdgenoot geweest moet zijn de Kaap de Goede Hoop om te zeilen, wier oudste naam op de kaart van fra Mauro als Duivelskaap vermeld stond, omdat daar voorbij de afgrond van de hel lag.
De namen van rotsen, landpunten, zandbanken en stranden herinneren aan menig oud geloof. Het Troldestrand in Jutland heet zo, omdat eens een trold, die een reus was, de mensen wilde bestraffen en zijn lederen zak met zand vulde om ze te verdelgen. Er was een gat in de zak en daar hij hem op de rug droeg, zag hij niet dat het zand eruit liep. Waar hij stilstond vormden zich hopen. De volgende dag zagen de mensen langs de hele kust een strand met duinen.
Natuurlijk was er ook veel bijgeloof onder de zeelieden, die hun leven waagden aan de elementen. Op een vrijdag uit te varen gold voor sommigen als kwaad, voor anderen als goed, maar op een dertiende vertrok vroeger geen schip. De Portugese, ontdekkers vertrokken bij voorkeur op een vrijdag en bij hun terugkeer haastten of treuzelden zij om op een vrijdag binnen te lopen. De Engelse piraten van het slag van Hawkins en Drake kozen bijna altijd zee op een vrijdag.
Wanneer er een Oostinjevaarder uitvoer en de bemanning hoorde dat er een predikant aan boord was, werd er gevloekt en op dek gespuwd, want er was dan zeker tegenspoed te wachten.
De meeste schepen die de vorige eeuw naar Indië voeren droegen een vrouwennaam. Een zeeman, die de keus had te monste-