banen, dan de Spanjaarden te voet, gevolgd door de ruiters in groepen verdeeld. Zo bereikten zij een open plek, waar zij tegengehouden werden door een brede rivier, de Napo, snel stromend tussen de dichtbegroeide oevers. Het scheen Pizarro een gelukkig toeval dat hij deze stroom had gevonden, want hij achtte het waarschijnlijk langs de oevers begaanbare wegen aan te treffen, die hen naar het doel, het onbekende land zouden voeren. Hij beval de rivier te volgen en scherp te letten op sporen van mensen. Weldra bereikten zij een ravijn, waar een waterval, twaalfhonderd voet hoog, de loop der rivieren onderbrak. Zij trokken verder, maar het bleek dat deze oever ondoordringbaar was. Daarom kapten zij bomen en sloegen met veel moeite een brug waar de bedding nauw was. Aan de andere oever echter vorderden zij nog langzamer, belemmerd door hindernis na hindernis, en het eind der ontberingen was nog niet te voorzien. Maanden waren zij nu al op weg, de inspanning had de sterksten uitgeput, de voorraad was zodanig geslonken dat hij streng bewaakt moest worden. Gemord werd er niet, maar de moedeloosheid verzwakte de krachten. Pizarro besloot een kamp op te slaan om rust te geven en hij zette de handigsten aan het werk om een vaartuig te bouwen waarop de zwakken, die de mars vertraagden, met de pakken vervoerd konden worden. Er werd opgewekt aan getimmerd, hoewel de nodigste werktuigen ontbraken. Hout uit het bos, nagels uit de hoefijzers der paarden, werk geplozen uit de hemden der soldaten, gom dat van de bomen droop, daarmede werd het eerste Europese schip gemaakt dat op de wateren in de binnenlanden van Zuid-Amerika dreef. Het bevel erover gaf Pizarro aan zijn luitenant Francisco de Orellana en toen na twee maanden het kamp opgebroken werd, kon een groot gedeelte van de troep over water vervoerd worden.
Intussen verergerde de toestand met de dag, al het voedsel was verteerd, men leefde van het gedierte dat gevangen kon worden, van het leder der zadels. Voor de meesten waren de kwellingen van de honger niet nieuw en de ellende werd met gelatenheid gedragen. Pizarro, in alles de gelijke van zijn mannen, sprak hun moed in zoveel hij kon.
Gestadig hoorden zij meer berichten over het nabijgelegen Dorado, alle wilden die gevangen werden deden verhalen van de rijkdommen en de vruchtbaarheid. De toestand eiste snelle handeling en Pizarro stelde voor Orellana met vijftig man op