ontduiken. Zij spaarden plaats voor smokkelgoederen door de slaven in het ruim als balen op te stapelen. De schipper zorgde er zo goed mogelijk voor ze levend over te brengen, wegens de premie. Bij het lossen werd niet toegezien op het aantal, maar op de hoeveelheid. Men mat de levende koopwaar met een maat, stukken van Indië genoemd, ongeveer zes voet. De slavenhaler koos in Guinea kleine of onvolwassen negers, later bij voorkeur vrouwen en kinderen, minder dan zes voet lang en kon op die wijze een groter aantal invoeren. Zodra zij gelost waren werden zij gedoopt, want de gouverneurs moesten zorg dragen dat de onderdanen van de koning christenen waren.
Dwangarbeid en slavernij brachten de bloei der koloniën in Amerika voort. De winsten van Portugees Indië kwamen uit de handel, die van Spaans Indië uit de goudmijnen van Peru, de zilvermijnen van Mexico, de plantages van de Antillen. De som der kosten van deze winsten is nooit geteld.
Evenmin waren de schatten te tellen die jaarlijks op de kaden van Sevilla werden gelost. Maar hoe groot zij waren blijkt uit de macht die Spanje in de zestiende eeuw bezat.
Voor de ontdekking van Amerika was het een arm land, welks belangrijke bronnen van inkomsten de schapenteelt, enige handel van Barcelona en de oorlog tegen de Moren waren. Tegelijk met de eerste tocht van Columbus werd de laatste buit, Granada, veroverd. Voortaan zou er geen winst voor de grandes en hidalgos, geen loon voor de werkloze krijgslieden geweest zijn indien de Nieuwe Wereld niet ontsloten was. Van 1493, steeds toenemend, konden de lompendragers ende hongerlijders, weer dienst nemen bij. de koning. In Toledo en andere steden kregen de ambachtsgilden het druk met het weven van laken en zijde, het smeden van wapens, in San Lucar met het timmeren van schepen. De baat van de uitgestrekte kolonie bestond enerzijds in de zich ontwikkelende handel en nijverheid in Spanje, anderzijds uit de aanvoeren. Van het een en het ander kreeg de koning ruim zijn deel.
Binnen een halve eeuw ontving Spanje meer goud en zilver dan er voordien in heel Europa aanwezig waren. Zonder de rijkdommen uit Peru en Mexico, zonder de zwarten van Guinea, hadden Karel V en Filips hun oorlogen niet kunnen voeren en de Franse en Engelse kapers, later ook Hollandse, die de zilvergaljoenen roofden, deden Spanje meer afbreuk dan de een of an-