geroerd door hun klachten. Hij beloofde eens met de onverlaat te spreken, maar dwingen kon hij hem niet, want Goudehol was geen israëliet en kon, zoals men begrijpt, ook geen christen meer genoemd worden. Na middernacht vervoegde hij zich aan de villa waar hij Goudehol, juist thuiskomende, in een kwade luim aantrof daar hij tegenspoed gehad had in het spel. Beelzebul verzocht hem de vervolging van zijn onderdanen te staken en deed hem een verleidelijk voorstel. Hij zou hem een geluksnummer in het oor fluisteren indien Goudehol zijnerzijds zich verbond geen vliegen meer dood te slaan. De speler was moeilijk te voldoen. De vliegen hadden hem van kindsbeen af gehinderd, zeide hij, en hij behield zich het recht voor ze dood te slaan. Na lang onderhandelen kwamen zij overeen dat Goudehol, tegen mededeling van het geluksnummer, er niet meer dan twintig per dag zou doodslaan, hetgeen toch nog over een jaar gerekend, een heirschaar bedroeg. Beëlzebul fluisterde hem het nummer in het oor; schrijf het op, voegde hij erbij, maar Goudehol vertrouwde op zijn ijzersterk geheugen.
Het is de vraag of een geluksnummer in het openbaar genoemd mag worden, omdat immers de kans bestaat dat velen er misbruik van zouden maken. Het kan niet geheel verzwegen worden, men vergenoege zich dus met een fragment ervan te vernemen.
Toen Goudehol de volgende morgen voor de ontbijttafel verscheen wemelde het daar van blijmoedige vliegen. Hij gedacht zijn afspraak en begon, terwijl hij zijn hete melkpap roerde, zijn berekeningen te maken. Het vierde cijfer van het getal had hij vergeten, evenzo de cijfers waarmede dat getal, al naar de dag der week, vermenigvuldigd moest worden. Stamelend herhaalde hij: 5, 6, 4 - en wachtte dan of het vierde hem te binnen wilde schieten. Gedachteloos versloeg hij twintig vliegen tegelijk. Mogguk, op de hoek van de tafel gezeten, ergerde zich. Een ogenblik later sloeg de speler, steeds in zijn geheugen zoekend, er weer tien dood met zijn zware vuist. Om verder bloedvergieten te voorkomen vloog Mogguk op en streek neder op zijn linkeroor. Daar fluisterde hij hem het ontbrekende cijfer toe, maar Goudehol werd kwaad door het gekriebel, sloeg en vergat weer. Mogguk beproefde het nogmaals uit louter goede wil om erger te voorkomen, hij zweefde zoemend rond en zette zich op het rechteroor, waar hij weer fluisterde. Hij bedoelde