woord gezegd had liet men alle neiging tot wederstand varen en voelde men zich zo aangenaam tot hem aangetrokken dat men alles deed wat hij verlangde.
Over de landweg gaande ontdekte hij welk een genot de welbespraaktheid hem gaf. Hij vervolgde zijn rede tot zichzelf op deze wijze: Hoe gelukkig is de mens die, zoals ik, door de edelste der goden, mij nog onbekend, rijk begunstigd is met gaven, grootmoedigheid, waardigheid, onversaagdheid, schranderheid en onschuld, die slechts de vrijheid nodig hebben om prachtig te ontbloeien. Gij, stralende zon, die alle stervelingen en hun daden ziet, wijs mij het oord waar ik mijn gaven kan ontplooien, aan u en aan uw zuster van de nacht zal ik gehoorzaam zijn, aanvaardend wat gij op mijn weg zendt. De mens, die ik uit de horizon zie opdoemen, zal hij de eerste zijn om mij fortuin te geven? Welaan, het zij zo.
Hij ging zitten in de schaduw van oleanders en wachtte de nadering van de man die het lot hem zond om zijn rechterhand te worden. Dat was Eusebio, een fikse boerenzoon. Sta! riep Pamfilio, met de elboog in het gras geleund, ik eis uw beurs niet, maar uw dienst, want ik zie dat gij een kloeke borst zijt. Uw broek, uw buis, uw hoed zijn versleten vodden, maar uw meester zal u nog op deze dag de kledij schenken die u betaamt. Ik bevorder u tot mijn luitenant. En nu, spring over die greppel en snijd u een staf van rood eikehout, haast u.
De stem was Eusebio door merg en been gedrongen en de geest der fraaie vormen gaf hem, die nooit manieren had geleerd, de zwier van een buiging. Ook was hij nooit zo vlug geweest, lopende achter zijn heer.
Getrouwe, sprak Pamfilio kort voor de middag hem een stofwolk in de verte wijzende, zie, daar nadert uw beloning. Plaatsen wij ons achter dit struikgewas. De hoefslag van paarden werd duidelijk op de weg. En toen de ruiters genaderd waren verrees uit de struiken het hoofd van Pamfilio en zijn stem schalde zodat de paarden steigerden: Staat! De wapens neder!
De ruiters wierpen hun pistolen en degens op de grond. Thans bleek Eusebio een schrandere borst te zijn, want hij schoot toe, greep de teugels en hield de paarden in bedwang terwijl zijn meester toetrad om de wapens op te nemen. Spreekt van geluk, riep Pamfilio, dat gij in de macht van een edelmoedig man zijt gevallen. Behoudt uw beurzen en beschouwt ze als de uwe zodat